Jump to content

Democritus: Difference between revisions

From Wikipedia, the free encyclopedia
Content deleted Content added
Line 42: Line 42:
Popularly known as the Laughing Philosopher (for laughing at human follies), the terms ''Abderitan laughter'', which means scoffing, incessant laughter, and Abderite, which means a scoffer, are derived from Democritus.<ref name="brewer">{{cite book |last=Brewer |first=E. Cobham |authorlink= |coauthors= |title=The Dictionary of Phrase and Fable |publisher=Avenel Books |date=1978 [reprint of 1894 version] |location=Edwinstowe, England |page=3 |isbn=0-517-25921-4}}</ref> To his fellow citizens he was also known as "The Mocker".
Popularly known as the Laughing Philosopher (for laughing at human follies), the terms ''Abderitan laughter'', which means scoffing, incessant laughter, and Abderite, which means a scoffer, are derived from Democritus.<ref name="brewer">{{cite book |last=Brewer |first=E. Cobham |authorlink= |coauthors= |title=The Dictionary of Phrase and Fable |publisher=Avenel Books |date=1978 [reprint of 1894 version] |location=Edwinstowe, England |page=3 |isbn=0-517-25921-4}}</ref> To his fellow citizens he was also known as "The Mocker".


== PAARDEN ==
== rick de waard heeft dit gedaan ==
Paard (dier)
Democritus followed in the tradition of Leucippus, who seems to have come from Miletus, and he carried on the scientific rationalist philosophy associated with that city. While both were thoroughly [[Materialism|materialists]], believing everything to be the result of natural laws, the Indeterminist views of Leucippus were developed by Democritus in a deterministic way. Unlike Aristotle or Plato, the [[Atomism|atomists]] attempted to explain the world without reasoning to ''purpose'', ''[[Unmoved mover|prime mover]]'', or ''[[final cause]]''. For the atomists questions should be answered with a [[Mechanism (philosophy)|mechanistic]] explanation ("What earlier circumstances caused this event?"), while their opponents search for explanations which, in addition to the material and mechanistic, also included the formal and teleological ("What purpose did this event serve?"). Modern science has focused on mechanistic questions, which have led to scientific knowledge, especially in physics, while teleological questions can be useful in biology, in adaptationist reasoning at providing proximate explanations, though the deeper evolutionary explanations are often held to be thoroughly mechanistic. The atomists looked exclusively for mechanistic questions, and only admitted mechanistic answers.



[[File:Democrite.JPG|thumb|left|150px|''[[Democritus meditating on the seat of the soul]]'' by [[Léon-Alexandre Delhomme]] (1868).]]



Ga naar: navigatie, zoeken



Paard

Nokotapaarden
Nokotapaarden
Taxonomische indeling

Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Perissodactyla (Onevenhoevigen)
Familie: Equidae (Paardachtigen)
Geslacht: Equus
Soort: Equus ferus
Ondersoort
Equus ferus caballus
Linnaeus, 1758
Afbeeldingen Paard op Wikimedia Commons Wikimedia Commons

Paard op Wikispecies Wikispecies


Portaal Portaalicoon Biologie
Zoogdieren

Het paard (Equus ferus caballus) is een gedomesticeerd hoefdier uit de orde der onevenhoevigen, een van de ongeveer tien huidige soorten uit de familie der paardachtigen (Equidae). Het gedomesticeerde paard wordt voornamelijk gehouden als rij- en trekdier.




Inhoud
[verbergen] 1 Terminologie
2 Taxonomie
3 Anatomie 3.1 Skelet
3.2 Gebit
3.3 Grootte en meting

4 Vacht 4.1 Vachtkleur

5 Zintuigen
6 Voortplanting en ontwikkeling
7 Snelheid en leeftijd
8 Gedrag 8.1 Intelligentie en leervermogen

9 Paardengangen 9.1 Gebruikelijke gangen
9.2 Weinig voorkomende gangen

10 Slaap
11 Evolutie van het paard en rassen 11.1 Wilde paarden

12 Gebruik door de mens 12.1 Militair gebruik
12.2 Gebruik in vredestijd
12.3 Het paard in de geneeskunde
12.4 Sporten

13 Verzorging 13.1 Paardenvoer
13.2 Ziekten en kreupelheid 13.2.1 OCD

13.3 Mestproductie

14 Het paard in kunst en cultuur 14.1 Bekende paarden
14.2 Zegswijzen met paarden 14.2.1 Zie ook


15 Zie ook
16 Externe links 16.1 België
16.2 Nederland

17 Noten en referenties


Terminologie




Donkerbruine ruin, 10 jaar oud



Veulen en merrie in galop
Hengst: Een mannelijk paard.
Merrie: Een vrouwelijk paard.
Veulen: Paard tot één jaar oud.
Jaarling of enter: Paard tussen de één en twee jaar oud.
Twenter: Paard tussen de twee en drie jaar oud.
Ruin: Een gecastreerd mannelijk paard.
Dekhengst: Een hengst die is goedgekeurd om mee te fokken.
Pony: Kleinere paardenrassen die volwassen een schofthoogte van minder dan 148 cm hebben. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld de paardenrassen Arabier, IJslanders, Haflingers en Fjorden. Deze blijven doorgaans onder de 147,3 cm, maar worden wel paardenrassen genoemd.

Omdat het paard als een 'edel dier' wordt beschouwd, worden door paardenliefhebbers zoals ruiters en koetsiers altijd de termen "hoofd", "mond" en "benen" gebruikt in plaats van "kop", "bek" en "poten". Deze gewoonte heeft zich inmiddels ook in het dagelijks spraakgebruik doorgezet.

Nuvola single chevron right.svg Zie voor meer termen de pagina: paardenjargon

Taxonomie

De wetenschappelijke naam van het gedomesticeerde paard werd in 1758 voor het eerst geldig gepubliceerd door Linnaeus als Equus caballus.[1] De naam van het wilde paard, waarvan het gedomesticeerde paard afstamt, werd in 1785 door Boddaert gepubliceerd als Equus ferus.[2] Van veruit de meeste dieren die gedomesticeerd zijn, is de wetenschappelijke naam afgeleid van de naam van de in het wild levende voorouders. Bij 15 soorten zoogdieren, één vlinder en een vis was dit niet het geval. In 1995 dienden Anthea Gentry, Juliet Clutton-Brock en Colin Peter Groves een aanvraag in bij de International Commission on Zoological Nomenclature om de namen van de wilde soorten te conserveren ten koste van de oudere of gelijktijdige namen van de gedomesticeerde soorten.[3] In 2003 oordeelde de commissie dat dit verzoek moest worden ingewilligd.[4] Als het gedomesticeerde paard wordt beschouwd als een ondersoort van het wilde paard, is de correcte naam voor de soort daarmee Equus ferus, en het trinomen voor de ondersoort Equus ferus caballus. De naam Equus is Latijn voor "paard". Het epitheton ferus betekent "wild". Het epitheton caballus is vanuit het Keltisch doorgedrongen in het vulgair Latijn en de meeste Romaanse talen, en betekent eveneens "paard". In de term cavalerie is de deze benaming ook terug te vinden.

Anatomie

Het paard behoort tot de onevenhoevigen (Perissodactyla) en heeft per been slechts één teen. Van oorsprong heeft een paard vijf tenen, en de hoef is feitelijk de vergrote nagel van de middelvinger. Overblijfselen van de andere tenen zijn de griffelbeentjes (ring- en wijsvinger), de zwilvrat (duim) en het spoortje (pink).

Skelet




Anatomie van het paard.
Het skelet van een paard heeft gemiddeld zo'n 205 botten. Een opmerkelijk verschil tussen het skelet van een paard en dat van een mens is het ontbreken van een sleutelbeen - de voorbenen van het paard zijn gekoppeld aan de wervelkolom door middel van een aantal sterke spieren, pezen, en ligamenten die het schouderblad koppelen aan de romp. De botten van hun benen zijn proportioneel verschillend van die van een mens. Bijvoorbeeld: het lichaamsdeel dat de 'knie' van het paard wordt genoemd bestaat eigenlijk uit de handwortelbeenderen die overeenkomen met de pols van de mens. Het spronggewricht komt overeen met de botten in de enkel en hiel van de mens. De lager gelegen botten in de benen van een paard komen overeen met de botten uit de hand of voet van een mens, en de koot is feitelijk het proximale sesambeen tussen het kanonbeen (equivalent van het middenhandsbeen of middenvoetsbeen) en de proximale falangen, die zich bevinden waar men bij de mens de knokkels vindt. Een paard heeft geen spieren in zijn benen onder de 'knie' en het spronggewricht, alleen huid, haar, pezen, ligamenten, kraakbeen, en de hoornachtige weefsels waaruit de hoef bestaat.

Gebit

Paarden zijn planteneters (herbivoren), maar geen herkauwers. De voortanden gebruiken ze om gras en dergelijke mee af te rukken, waarna dit door de kiezen vermalen kan worden. Paarden hebben in totaal zesendertig of veertig tanden. Een hengst heeft vier extra tanden tussen de snijtanden en voorkiezen: de haaktanden. In zowel de boven- en onderkaak hebben een hengst en een merrie verder zes snijtanden, zes voorkiezen en zes kiezen. Tussen de snijtanden (voortanden) en de voorkiezen zitten de tandeloze kaakranden (diasteem), ook wel de 'lagen' genoemd. Hierop ligt tijdens het rijden het bit.

Grootte en meting

De hoogte van een paard wordt stokmaat genoemd en wordt traditioneel gemeten bij de schoft, het punt waar de nek en de rug samenkomen. In de Angelsaksische landen wordt de hoogte van een paard gemeten in hands en inches: één hand is gelijk aan vier inches (101,6 mm). De hoogte wordt dan aangeduid als het aantal hands, gevolgd door een punt, dan het aantal inches, en ten slotte de letter "h" (van hands). In Nederland en België worden gewoon meters gebruikt. Bij een schofthoogte tot 1,47 m spreekt men van een pony, bij een schofthoogte van 1,47 m tot 1,57 m spreekt men van een klein paard (ook wel E-pony, of 'damespaard' genoemd) en bij een schofthoogte van 1,57 m en hoger spreekt men van een paard.

De schofthoogte van volwassen paarden varieert per ras, maar wordt ook beïnvloed door voeding: de falabella (een miniatuurpaard) wordt slechts zo'n 60 cm hoog, terwijl andere rassen wel twee meter kunnen halen. Lichte rijpaarden variëren in hoogte van 142 tot 163 cm, en wegen daarbij zo'n 380 tot 550 kilogram. Grotere rijpaarden beginnen vanaf ongeveer 157 cm, en worden tot 173 cm groot. Ze hebben daarbij een gewicht van 500 tot 600 kg. Zware of koudbloedras paarden zijn doorgaans ten minste 163 tot 183 cm hoog, waarbij ze 700 tot 1000 kg wegen.

Het grootste paardenras is de shire. Het grootst bekende paard was een 19e-eeuwse shire-ruin genaamd Mammoth, die werd geboren in 1846 en eerst Sampson werd genoemd. De schofthoogte was in 1850 ruim 219 cm, bij een gewicht van 1524 kilogram. De huidige recordhouder voor 's werelds kleinste paard is Thumbelina, een volwassen miniatuurpaard dat lijdt aan dwerggroei. Het is 43 cm hoog en weegt 26 kg.

Vacht

De vacht kan zowel effen gekleurd zijn als bont. Veel voorkomende kleuren zijn bruin (met zwarte manen en staart), zwart, voskleurig (bruinrood), geel, en "vaal" (geel-grijs, soms neigend naar bruin of blauw). De manen, het lange haar op de bovenzijde van de hals, zijn vermoedelijk ontstaan als bescherming tegen roofdieren zoals katachtigen, die het paard op de rug springen en in de nek bijten. Door dan de aanvaller met bokkende bewegingen van zich af te schudden, verliest het paard enkel wat van zijn manen. De staart wordt gebruikt om insecten te verjagen.

Vachtkleur

Nuvola single chevron right.svg Zie Vachtkleur bij paarden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.




Een cremello beleeft zijn oude dag in een Belgische boomgaard; aan de doorzichtige huid van de oren is te zien dat dit geen schimmel is
De kleur van paarden wordt bepaald door hun vacht, maar bij lichtere kleuren mede door hun huid. Van beide is de kleur genetisch bepaald. Paardenrassen die dicht bij hun wilde voorouders staan vertonen vaak nog een zogenaamde aalstreep (vanaf de schoft over de rug naar de staart) en 'zebrastrepen' (aan de achterkant van de voorbenen). Przewalski's hebben ook wel voorop de voorbenen strepen.

De schimmel is een donkerhuidig paard met een dominant gen dat ervoor zorgt dat de haarkleur in de loop der tijd steeds lichter wordt.

De vos is roodbruin zonder zwarte aftekeningen. De manen en staart zijn een beetje lichter of donkerder dan de lichaamskleur. De vos kan witte aftekeningen hebben op voeten, benen en hoofd. Er zijn verschillende soorten vos, zoals leemvos, koffievos of koolvos. De verschillen worden bepaald door meer of minder aanleg voor roodgouden tinten. De leemvos heeft een lichte, leverkleurige vacht.

Een palomino is egaal goudkleurig met lichte manen en staart. Dit wordt veroorzaakt door een specifiek gen, maar omdat dit gen niet volledig dominant is, geldt dit kleurslag niet als een ras. Een kruising van twee palomino's levert voor de helft palomino's, en een kruising van een cremello met een vos levert gewoonlijk een palomino op. Ook paarden die door een andere gencombinatie toevallig de gouden kleur hebben, worden gewoonlijk als palomino beschouwd.

Een wit paard heeft blauwe ogen en een lichte vacht waar de roze huid soms doorheen schijnt. Dit heeft niets te maken met een schimmel die immers een zwarte huid heeft. Sommige cremello's hebben last van de zon, maar zeker niet alle.

Dominant witte paarden (in de regel 'albino's' genoemd) verschillen van schimmels door het nagenoeg ontbreken van huidpigment en het gewoonlijk verminderde gezichtsvermogen. Deze paarden zijn overgevoelig voor zonlicht.

Zintuigen




Het oog van een paard.



Een close-up van het oor van een paard.
Paarden moeten zich als prooidieren steeds bewust zijn van hun omgeving. Ze hebben de grootste ogen van alle landzoogdieren. De ogen bevinden zich aan de zijkant van het hoofd. Hierdoor hebben ze een gezichtsveld van meer dan 350°, waarbij ze ongeveer 65° binoculair zien en de resterende 285° monoculair. Paarden hebben een uitstekend dag- en nachtzicht. Ze hebben een twee-kleuren of dichromatisch zicht. Dat betekent dat ze ongeveer zo zien als een mens met rood-groen kleurenblindheid, waarbij met name rood en verwante kleuren worden waargenomen als groentinten. Paarden hebben een goed ontwikkeld gehoor. De oorschelp van elk oor kan tot 180° draaien, wat ze de mogelijkheid geeft in alle richtingen te kunnen horen zonder het hoofd te bewegen. Het reukvermogen is beter dan dat van mensen maar niet hun sterkste zintuig. Paarden zijn in grotere mate afhankelijk van hun zicht. Paarden hebben een goed evenwichtsgevoel, deels te danken aan hun hoogontwikkelde proprioceptie - het gevoel van waar het lichaam en de ledematen zich precies bevinden. De tastzin is goed ontwikkeld. De gevoeligste gebieden liggen rond de ogen, oren en neus. De voelharen rond ogen en neus mogen niet geknipt worden. Een paard is in staat het landen van een insect, waar dan ook op het lichaam, te voelen. Paarden hebben een goed ontwikkelde smaakzin, dat hen in staat stelt om voer te sorteren, en daaruit het smakelijkste te kiezen; met hun lippen kunnen ze zelfs heel kleine korrels sorteren. Over het algemeen zal een paard geen giftige planten eten, hoewel er uitzonderingen zijn; soms eten paarden toxische hoeveelheden van giftige planten zelfs als er voldoende ander voedsel is.

Voortplanting en ontwikkeling




Paarden in het voorjaar, enkele met een veulen
Een merrie heeft vanaf het vroege voorjaar tot in de herfst ongeveer elke 19 tot 22 dagen een oestrusperiode. De meeste merries hebben geen cyclus in de winter. De dracht van een paard duurt gemiddeld 340 dagen (11 à 12 maanden), en meestal tussen de 320 en 370 dagen. De draagtijd is langer als het paard in het voorjaar moet bevallen, maar ook bij paarden die voor het eerst een veulen krijgen of bij paarden die veel weidegang krijgen. Het resultaat van de dracht is meestal één veulen; tweelingen zijn zeldzaam. Veulens worden meestal geboren in de lente. Paarden zijn nestvlieders; veulens zijn binnen korte tijd na de geboorte in staat om te staan en te lopen. Dit heeft ermee te maken dat paarden oorspronkelijk op de open vlakte leefden, waar de kudde snel moest kunnen vluchten. Het is belangrijk dat het veulen binnen enkele uren kan drinken bij zijn moeder. Ze worden over het algemeen gespeend van hun moeders als ze tussen de vier en zes maanden oud zijn. Paarden zijn soms fysiek in staat zich voort te planten als ze ongeveer 18 maanden oud zijn, maar met gedomesticeerde paarden, in het bijzonder merries, wordt zelden gefokt voor ze drie jaar oud zijn. Paarden van vier jaar oud worden beschouwd als volwassen, hoewel het skelet zich normaal gesproken blijft ontwikkelen tot ze zes jaar oud zijn. Rijping hangt ook af van de grootte van het paard, het ras, het geslacht, en de kwaliteit van de zorg. Grotere paarden hebben grotere botten; daarom duurt het niet alleen langer om botweefsel te vormen, maar de groeischijven zijn ook groter, waardoor het ook langer duurt om kraakbeen om te zetten in bot.

Afhankelijk van de tijd waarop ze volwassen worden, het ras, en het te verwachten werk, worden paarden meestal voor het eerst onder het zadel gebruikt als ze tussen de twee en vier jaar oud zijn. Hoewel volbloed renpaarden in sommige landen al getraind worden als ze twee jaar oud zijn, worden paarden die speciaal gefokt zijn voor sporten als dressuur in het algemeen niet gezadeld voor ze drie of vier jaar oud zijn, omdat hun botten en spieren voor die tijd nog niet voldoende ontwikkeld zijn. Voor endurance wedstrijden worden paarden pas voldoende ontwikkeld geacht als ze vijf jaar oud zijn.

Snelheid en leeftijd




schimmel, vos en bruinschimmel in galop
De hoogste snelheid ooit bij een bereden paard gemeten is 88 kilometer per uur.[5] De meeste paarden halen ongeveer 60 kilometer per uur.

Het paard is een kuddedier en kan zo'n dertig jaar oud worden. De hoogste vermelde levensduur van een paard is 56 jaar.[6]

Gedrag




Drie hengsten, alert op de omgeving, lopen los in de weide
Paarden leven in kuddeverband, met een duidelijke hiërarchie. De 'familiekudde' wordt meestal geleid door een oudere, ervaren merrie. De kudde telt doorgaans ongeveer twaalf volwassen merries met hun veulens en een paar hengsten. Het merendeel van de onvolwassen hengstveulens komt in de zogenaamde hengstenkuddes terecht. Communiceren doen ze op verschillende manieren, zoals door het maken van geluiden als hinniken, en ook met lichaamstaal. Veel paarden worden onhandelbaar als ze in isolatie worden gehouden.

Paarden zijn prooidieren met een sterke vecht-of-vlucht respons. Hun eerste reactie op een bedreiging is meestal schrikken en vervolgens vluchten. Wanneer de vlucht onmogelijk is of wanneer hun jongen worden bedreigd kunnen ze zichzelf verdedigen. Paarden zijn meestal erg nieuwsgierig. Wanneer ze schrikken, nemen ze vaak een moment om de oorzaak van de onrust vast te stellen. Ze vluchten niet altijd als ze de oorzaak van de schrik als niet-bedreigend zien.

De meeste lichte paardenrassen zijn geselecteerd op snelheid, behendigheid, alertheid, en uithoudingsvermogen; natuurlijke eigenschappen die ze hebben geërfd van hun wilde voorouders. Door selectief fokken zijn sommige rassen heel geduldig, met name de koudbloed trekpaarden, maar ook de temperamentvollere Berbers worden geroemd om hun volgzaamheid.

Intelligentie en leervermogen




Hersenen van een paard
Het begrip voor de specifieke vormen van intelligentie van paarden verschilde door de eeuwen heen. Men is het er tegenwoordig over eens dat paarden kuddedieren zijn met een goed gevoel voor sociale rangorde. Het zijn op de eerste plaats vluchtdieren en daarnaast gewoontedieren met een uitstekend geheugen die gedrag kunnen aanleren door conditionering; dus door een consequent systeem van beloning en straf. Er zijn proeven gedaan om te proberen te achterhalen in hoeverre paarden kunnnen tellen. Een beroemd paard waarvan beweerd werd dat het kon rekenen was Kluger Hans.

Wat betreft het opleiden en trainen van paarden zijn er verschillende methoden. Sommige (verouderde) methoden probeerden met geweld de 'wil' van de paarden te breken om ze onderdanig te maken. Nieuwere inzichten en methoden uit de hoek van het natural horsemenship ('paardenfluisteraars') proberen meer rekening houden met natuurlijke instincten, sociale vaardigheden en de goede opmerkingsgave van de dieren wat betreft de lichaamstaal zodat zij uiteindelijk binnen een 'partnerschap' van mens en dier met zeer subtiele aanwijzingen te dirigeren zijn.

Paardengangen




Draf



Galop



Rengalop



Tölt
Paarden hebben verschillende manieren om zich voort te bewegen ('gangen').

Gebruikelijke gangen
Stap noemt men wel een viertaktgang. Men hoort vier hoefslagen. Er is afwisseling van 'diagonale ondersteuning' en 'laterale' ondersteuning, met daartussen telkens periodes dat het paard op drie benen staat. Paard tilt bijvoorbeeld eerst links voor op en staat op drie benen. Dan verlaat rechtsachter de bodem (paard staat op diagonaal: linksachter rechtsvoor). Linksvoor landt weer (paard op drie benen, alleen rechtsachter is in de lucht). Paard brengt rechtsachter naar voor en vlak voor het neerkomen van rechtsachter verlaat rechtsvoor de bodem, heel even staat het paard op de lateraal van de beide linkerbenen. Daarna (rechtsachter is geland) gaat het rechtervoorbeen naar voor terwijl het paard even op drie benen staat. Vervolgens tilt het paard linksachter op (staat op diagonaal: rechtsachter linksvoor).
Draf is een diagonale gang. Links-voor en rechts-achter, rechts-voor en links-achter worden tegelijk opgetild en neergezet. Men hoort twee hoefslagen. Het moment tussen de overgang van het ene paar diagonalen naar het andere paar diagonalen heet het 'zweefmoment': alle voeten hebben de bodem verlaten.
Galop is een drietaktgang: men kan tellen: een, twee, drie, pauze. In de rechtergalop zet het paard eerst linksachter neer, vervolgens rechtsachter en linksvoor tegelijk en eindigt met rechtsvoor neerzetten, terwijl ondertussen linksachter de bodem al weer verlaten heeft. Vervolgens tilt het paard ook de diagonaal 'rechtsachter linksvoor' op en heeft alleen rechtsvoor nog contact met de bodem. Daarna volgt het 'zweefmoment', alle hoeven hebben de bodem verlaten. In de linkergalop begint het paard met rechtsachter, vervolgens linksachter en rechtsvoor en eindigt met linksvoor. Drie handelingen, vandaar drietel plus pauze.
Rengalop is een viertaktgang. De gang is bijna hetzelfde als de gewone galop, alleen tilt het paard ieder been afzonderlijk op. Dat zijn dus vier handelingen.

Weinig voorkomende gangen

De paarden die deze gangen beheersen worden 'gangenpaarden' genoemd.
Telgang is een manier van bewegen waarbij de voorwaartse verplaatsing van het voor- en achterbeen aan één lichaamszijde tegelijkertijd wordt afgewikkeld, zoals bijvoorbeeld kamelen ook doen. Onder andere IJslandse en Mongoolse paarden beheersen de telgang.
Ren-telgang is een vorm van telgang die onder andere in snelheidsonderdelen op wedstrijden voor IJslandse paarden gereden wordt, waarbij hoge snelheden worden behaald.
Pace is gelijk aan de telgang, maar de stappen zijn erg ruim, waarbij de achterbenen ver onder het lichaam worden geplaatst en het hoofd een duidelijke knik maakt. Er is een flat pace en een running pace.
Tölt zit tussen de telgang en draf in en is een viertaktgang. Alle hoeven worden met een gelijk interval opgetild en neergezet. Er is geen zweefmoment, de ruiter wordt nauwelijks uit het zadel opgegooid. De gang 'zit' daardoor zeer comfortabel. Onder andere IJslandse paarden, Aegidiënbergers en verschillende Zuid-Amerikaanse paardenrassen beheersen deze of een soortgelijke gang, die per ras onder een andere naam bekend kan staan.
Bij westernrijden vraagt men de Jog. Het is een rustige, langzame draf waarbij het paard met zijn hals en hoofd losheid en ontspanning vertoont. Er zijn nog twee paardenrassen die deze gang beheersen: de draver en de Tennessee walking horse.

Slaap

Paarden kunnen zowel staand als liggend slapen. Als aanpassing aan een leven als prooidier in het wild, kennen paarden een vorm van lichte slaap, waarbij ze niet door de benen zakken.[7] Paarden slapen beter in groepen, omdat andere paarden de wacht houden en uitkijken naar roofdieren terwijl sommige dieren slapen. Een paard dat alleen wordt gehouden slaapt doorgaans niet goed omdat zijn instinct erop gericht is constant op de hoede te zijn voor gevaar.[8] Paarden slapen niet in een lange aaneengesloten periode, maar nemen vele korte periodes van rust. De totale hoeveelheid slaap in een dag kan variëren van enkele minuten tot een paar uur, meestal in korte intervallen van ongeveer vijftien minuten.

Paarden moet gaan liggen om in de remslaap te komen. Ze hoeven om de paar dagen slechts een paar uur te liggen om aan de benodigde hoeveelheid remslaap te komen.[8] Wanneer een paard echter nooit kan gaan liggen, krijgt het na een paar dagen last van slaapdeprivatie, en kan het in zeldzame gevallen zelfs instorten.[9]

Evolutie van het paard en rassen




Belgisch trekpaard met wintervacht



Belgisch paard met resten van zijn wintervacht
Vermoedelijk stammen alle paardachtigen af van het "dageraadspaard" (Hyracotherium) een niet meer dan 50 cm hoog zoogdier dat zo'n vijftigmiljoen jaar geleden leefde. Via verschillende stadia, waarbij onder andere het aantal tenen afnam, het gebit zich wijzigde en het dier groter werd, ontwikkelde zich uiteindelijk Equus ferus.

De evolutie van het paard vervolgde zich in Noord-Amerika, van waaruit verschillende soorten paardachtigen in de afgelopen miljoenen jaren naar Eurazië migreerden. Zo'n vijf miljoen jaar geleden ontstond Equus, die voorkwam op de vlaktes van Noord-Amerika en Eurazië.

Het paard is in Amerika kort na het einde van de laatste ijstijd uitgestorven (zie: megafauna en Cloviscultuur). De oorzaak van het uitsterven is niet bekend maar het viel samen met de intrede van de eerste mensen in Amerika. De tamme en verwilderde paarden die thans in Amerika leven, stammen voor een groot deel af van Andalusiërs (en Iberische pony's) die vanaf circa 1500 door de Spanjaarden en de Portugezen werden ingevoerd vanaf het Iberisch Schiereiland, later aangevuld met fokmateriaal van werk- en sportpaarden uit Angelsaksische gebieden.

Door het fokken van paarden door de mens is hun diversificatie in een stroomversnelling geraakt. Voor verschillende doeleinden zijn verschillende rassen gefokt, zoals trekpaarden, tuigpaarden, veelzijdigheidspaarden en sportpaarden. De merries waren rond 1900 meestal opgenomen in regionale stamboeken, maar door het aanvoeren van hengsten van elders kon men toch binnen enkele jaren een heel andere lijn brengen in de fokrichting. Zo ontwikkelden vele warmbloedrassen zich in de loop van de twintigste eeuw van zware tuig- en landbouwpaarden tot moderne sport- en veelzijdigheidspaarden.

De Arabier wordt al meer dan vijfduizend jaar gefokt en stamt af van paarden uit Noord-Afrika en het Nabij Oosten. De Lipizzaner wordt in de Spaanse Rijschool in Wenen gebruikt. Een gesloten stamboek dat geen vreemd bloed toestaat is bijvoorbeeld de Haflinger. Hier heeft de regionale afscherming en de strikte beperking van nieuw bloed geleid tot een zeer uitgesproken rastype.

Een oud Nederlands ras is het Friese paard, dat sterk behaard en zwart of heel donkerbruin is. Kenmerken zijn onder andere de lange beenbeharing (behang) en lange manen. Dit ras wordt gecategoriseerd als een barokpaard.

Een ander Nederlands ras is het Groninger paard, dat grotendeels afstamt van de Alt-Oldenburger en Oost-Friese paardenrassen. Dit type paard was in de jaren zestig nog in gebruik in de landbouw, maar werd daarna verdrongen door de tractor. Uiteindelijk was er nog maar één hengst over, die van de paardenslager werd weggekocht. Nu is het Groninger paard een zeldzaam huisdierras, evenals de Gelderlander.

Het Gelders paard is een authentiek Nederlands paardenras met zeer goede gezondheid en karakter. Door veredeling met onder andere Engelse volbloeds ontstond uit dit ras het KWPN-paard, een Nederlands warmbloedras dat in de topsport uitstekende prestaties levert.

Tot de Belgische rassen hoort het Belgisch trekpaard, een groot trekpaard dat geschikt is voor zware arbeid. Dit koudbloedpaard werd vroeger door bijna elke Belgische boer gebruikt op het veld. Op de foto's ziet men paarden met gecoupeerde staarten. Dit zogenaamde 'blokstaarten' is zowel in Nederland als in België sinds 2001 verboden.

Moderne Belgische paarden zijn de Belgische Warmbloeden die worden gebruikt in de paardensport, vooral het springen. Deze paarden worden in het Belgisch Warmbloed Paardenstamboek opgenomen en kunnen van allerlei rassen afstammen. Voornaamste criteria om opgenomen te worden in dit BWP-stamboek zijn de bouw (het 'exterieur'), het karakter en de sportmogelijkheden van het paard. In dit stamboek zijn enkele bekende hengsten terug te vinden: Lugano van La Roche, Flügel van La Roche (eigendom van familie Deuss - Ophoven) en Codex (eigendom Jean Motmans - Wellen). Deze hengsten hebben veel succesvolle paarden voortgebracht. Zo behaalde de Belg François Mathy met "Gay Luron", een zoon van Flügel, en gekweekt in Meeuwen-Gruitrode, op de Olympische Spelen van Montreal in 1976 een bronzen medaille, zowel in de jumping per ploeg als in de individuele jumping.

Duitse warmbloedrassen die uitstekend presteren op de hoogste regionen van de wedtrijdsport zijn bijvoorbeeld de Hannoveraan, de Holsteiner, de Oldenburger, de Trakehner en de Westfaal. Sommige van deze paarden behoren tot open stamboeken, dat wil zeggen: zij selecteren de toegestane hengsten uitsluitend op hun sportieve prestaties zonder verder op hun afstamming of kleur te letten.

Wilde paarden




Przewalski's in de Kölner Zoo
De Russische officier, natuuronderzoeker en ontdekkingsreiziger Przewalski ontdekte in 1881 het naar hem vernoemde paard. Het wilde przewalskipaard is een bedreigde diersoort die niet getemd kan worden maar sinds circa 1960 alleen in dierentuinen leefde. In 1990 werd het weer uitgezet in zijn oorspronkelijke leefgebied Mongolië. Het is een sober paard met een fors, soms ezelachtig hoofd en opstaande manen.

De tarpan, een Europees soort wild paard is uitgestorven.

Verwilderde paarden stammen af van gedomesticeerde voorouders. Voorbeelden zijn de mustangs in de Amerikaanse staat Wyoming en de brumby's in Australië. In Europa komen (ver)wilde(rde) pony's voor in de Franse Camargue en in het Engelse New Forest. In de Hortobágy Puszta en op de Bugac Puszta, het Nationaal Park Kiskunság in Hongarije, treft men nog kuddes 'wilde paarden' aan. In Portugal herontdekte men in 1920 de Sorraia, die veel weg heeft van de paarden in oeroude rotstekeningen in het Middellandse Zeegebied. In Duitsland bevindt zich nabij Dülmen een natuurreservaat waar een kudde verwilderde pony's leeft (Dülmener). In Nederland worden hier en daar konik-paarden ingezet voor de begrazing van natuurgebieden.

Gebruik door de mens




Een dubbelspan trekpaarden gebruikt in de bosbouw in het Zevengebergte
Het paard is door de eeuwen heen voor de mens voor allerlei doeleinden zeer waardevol gebleken. Tienduizenden jaren geleden was het paard voor de mens een belangrijke voedselbron. Er bestaan nog rotstekeningen uit die tijd waarin paarden worden afgebeeld. Vermoedelijk kreeg de mens pas in de Jongere Steentijd, die rond 6000 v.Chr. begon, de middelen om grotere dieren te domesticeren.

Er wordt wel gedacht dat de Mongolen, die al eerder het rendier hadden onderworpen, er voor het eerst in slaagden het paard te domesticeren. Chinees aardewerk uit circa 3500 v.Chr. zou deze theorie ondersteunen. Het vermoeden bestaat dat dit ook voor het paard zelf voordelen had, aangezien na de laatste ijstijd de grote open vlakten in voor paarden ongeschikte dichte bossen veranderden.

Een andere theorie gaat ervan uit dat de domesticatie van het paard voor het eerst heeft plaatsgevonden in de Zuid-Russische steppe, door mensen van de Sredny Stog-cultuur (omstreeks 4000 v.Chr.). Er bestaan goede redenen om aan te nemen dat de Sredny-Stogmensen voorouders waren van de oer-Indo-Europeanen. De datering van de vondsten is echter onzeker.

Een andere kandidaat is de Botai-cultuur (ca. 3.700 tot 3.100 v.Chr.) in het noorden van het huidige Kazachstan, waar vele resten wijzen op een vroege domesticatie. Een rechtstreeks bewijs voor domesticatie leveren restanten van koemis (gefermenteerde paardenmelk) op potscherven van ongeveer 3.600 v.Chr.[10][11][12][13] In Mesopotamië zijn lange tijd de ezel en de onager, of kruisingen daartussen als last- en trekdieren gebruikt. De eerste aanwijzingen voor het gebruik van paarden komen van de tijd van Shu-Sin in de late 21e eeuw v.Chr.[14]

In het wild lopen paarden op onbeslagen hoeven. In het verleden werden hoefijzers als noodzakelijk beschouwd wanneer paarden zware lasten moeten dragen en wanneer zij veel over verharde wegen moeten lopen. Tegenwoordig menen sommigen dat hoefijzers onnodig zijn, en zelfs schadelijk kunnen zijn voor de paardenhoef. Daarvoor bestaan tegenwoordig verschillende methoden, waarover de meningen verdeeld zijn.

In Nederland werden in 2010 ruim 140.000 paarden en pony's gehouden.[15]

Militair gebruik

Het gebruik van het paard voor militaire doeleinden gaat terug tot ongeveer 5000 v.Chr., toen Mongoolse boogschutters op pony's begonnen te rijden. De uitvinding van de stijgbeugel was een belangrijke innovatie in de ontwikkeling van de tuigage die bestond uit een zadel en een hoofdstel. Rond 1200 v.Chr. begon het idee van een cavalerie ook post te vatten in meer westelijke gebieden zoals Egypte en Perzië. Bewaard gebleven zijn de invloedrijke geschriften van paardenkenner Xenophon, een legerofficier uit de Griekse stadstaat Sparta. Rond de 11e eeuw begon men vooral in het westen ook grotere paarden te gebruiken.

In de 15e eeuw werd het paard door de Spaanse veroveraars weer ingevoerd op het Amerikaanse continent, waar het al veel eerder was uitgestorven, en daar later ook veel door de Indianen gebruikt.

Napoleon weigerde om op een paard te rijden dat niet wit was. Zijn lievelingspaard was Marengo, een witte Arabier. Marengo is maar liefst 38 jaar geworden. Hij heeft vallen, schotwonden … allemaal overleefd en heeft de laatste jaren van zijn leven doorgebracht in gevangenschap van de overwinnaars van Napoleon.

In de huidige ruitersport zijn veel militaire overblijfselen aanwezig. Zo stijgt men meestal links op. De meeste mensen zijn nu eenmaal rechtshandig - en dragen hun zwaard dus links. Wie links een zwaard draagt, kan niet rechts opstijgen, alleen maar links. De beroemde Spaanse rijschool in Wenen was van origine een militaire academie, waar ruiters en paarden werden opgeleid. En luitenant Caprilli, die de verlichte zit 'uitvond', was op zoek naar een betere manier om in het terrein te kunnen vechten.

In de Tweede Wereldoorlog zetten de Russen nog cavalerie in tegen de Duitsers. Ook in het Duitse leger werden nog paarden gebruikt, voor transport. Tegenwoordig heeft het paard militair gezien vooral een ceremoniële functie. Wel is het paard nog in gebruik bij de bereden politie.

In de Trojaanse oorlog werd het houten Paard van Troje gebruikt om een leger onzichtbaar de stad Troje binnen te smokkelen.

Gebruik in vredestijd




Brugge: Paarden en koetsen tijdens een rustpauze (2005)
Voordat landbouwmachines als de tractor hun intrede deden, werden paarden veel gebruikt in de landbouw, hoewel boeren vaak de voorkeur gaven aan ossen, waarvan het onderhoud goedkoper was. Ook sommige molens, rosmolens genoemd, pompen en dergelijke werden met paardentrekkracht aangedreven. Voor zulk zwaar werk werden zelfs speciale rassen, trekpaarden, gefokt. Trekpaarden worden tegenwoordig nog steeds ingezet voor het verslepen van stammen in de bosbouw, omdat paarden de bodem minder beschadigen dan zware machines.

Bij het versturen van urgente berichten en gewone post, en het verplaatsen van personen werd het vervoer vroeger vaak door paarden verzorgd. Voor post bestond de koerier te paard, voor reizigers de door paarden getrokken postkoets of trekschuit. Een voorbeeld van een organisatie die het vervoer met paarden regelde is de Amerikaanse Pony Express.

Eeuwenlang zijn paarden gebruikt als trekdieren in aanspanningen voor sledes, karren en wagens. Ook in Nederland reden omnibussen en paardentrams als voorloper op het huidige openbaar vervoer. Paardrijden is altijd een geliefd tijdverdrijf geweest bij de adellijke klasse. Ook het rijden met deftige tuigpaarden en chique parkwagens behoorde tot de elegante mode. Benno von Achenbach ontwikkelde in 1922 een mensysteem dat nog steeds gebruikt wordt in de mensport. In steden als Amsterdam, Antwerpen, Brugge, Oostende, Rome en Wenen worden koetsen nog steeds (of opnieuw) gebruikt, maar nu om toeristische ritjes door de stad te maken.

Het drijven van vee wordt in afgelegen streken met weinig moderne wegen ook nu nog wel te paard gedaan, in Noord-Amerika door zogeheten cowboys, en in Zuid-Amerika door gaucho's. Ook op de steppen van Siberië en Centraal-Azië wordt het paard nog voor dit doel gebruikt. Paardenvlees was in het verleden populair in Europa omdat het een van de goedkoopste vleessoorten was.

Het paard in de geneeskunde

In het verleden werd het vet van paardenmanen gebruikt bij brandwonden en als reumazalf. Bij verkoudheid werd paardenmest gekookt en opgedronken. Wie last had van zweren droeg eelt van een paard als amulet. Slangengif kan in lage doses aan paarden worden toegediend. Deze ontwikkelen antistoffen tegen het gif en zo kan hun serum worden gebruikt als tegengif bij de mens.

Patiënten met aplastische anemie kunnen worden behandeld met antithymocytenglobuline (ATG). ATG kan geïsoleerd zijn uit paarden- of konijnenserum.

Paarden worden sinds enkele jaren in Europa ook gebruikt voor de productie van paardenmelk. Deze melk wordt geproduceerd op een paardenmelkerij. Aan paardenmelk worden verschillende positieve eigenschappen toegeschreven. Het product wordt bijvoorbeeld gebruikt door patiënten als middel bij huidaandoeningen zoals atopisch eczeem en psoriasis. Mensen met een koemelkallergie, kunnen vaak wel paardenmelk verdragen. In Mongolië en omliggende landen heeft het drinken van paardenmelk en paardenmelkproducten zoals koemis een lange traditie.

Hippotherapie is een vorm van paardrijden als therapie die wordt aangeboden door maneges die zijn aangesloten bij de Federatie Paardrijden Gehandicapten (FPG).

Sporten

Nuvola single chevron right.svg Zie voor een lijst van paardensporten het artikel: paardensport

Sporten waarin paarden gebruikt worden zijn onder meer
Buzkashi: Een traditionele ruitersport in Afganistan, waar men strijdt om het bezit van een karkas van een geit.
Carrousel: Een carrouselgroep bestaat uit 12 of 16 ruiters die samen verbluffende figuren uitvoeren, door op allerlei manieren door elkaar heen te gaan
Dressuur: Paarden moeten allerlei gymnastische oefeningen laten zien, waaruit de harmonie tussen ruiter en paard blijkt. Hierbij lijkt het alsof alles vanzelf gebeurt, de bewegingen zijn vlot en soepel. Maar in het echt moet de ruiter enorm veel moeite doen om het paard de juiste bewegingen te laten doen. Benen moeten juist liggen, houding correct, handen in de juiste positie en de zit moet mee bewegen.
Endurance: Lange afstandsritten
Eventing: Meerdaagse proef ontstaan uit het leger, daarom vroeger "military" genoemd. Ook wel Cross-Country genoemd.
Gangenwedstrijden: Gangenpaarden (paarden die meer gangen hebben dan de drie basisgangen, stap draf en galop) worden soms op gangenwedstrijden uitgebracht. Ze moeten hier hun drie basisgangen en de andere gangen (tölt, telgang, walk) zo mooi mogelijk lopen. Voor elk ras bestaan eigen wedstrijden.
Hogeschool dressuur: Gevorderde 'acrobatiek' voor paarden met oefeningen als capriool, levade ('steigeren') en piaffe.
Horseball: Een balsport die wordt gespeeld op de rug van paarden
Mennen: Recreatief rijden met een koets heet 'mennen'. Er worden regelmatig shows van authentiek gerij gehouden, waarbij het erom gaat geheel 'in stijl' aangekleed een elegante combinatie van paard, tuig, koets, koetsier en inzittenden te presenteren.
Mensport: De internationaal beoefende topsport met aangespannen paarden heet 'mensport'. Onderdelen zijn: dressuur, marathonrit met hindernissen en behendigheidswedstrijd.
Paardenrennen: Draverijen, vlakkebaanraces en steeplechases.
Polo: Teamsport waarbij twee partijen betrokken zijn. De ene ploeg moet proberen een balletje in het doel van de tegenpartij te slaan.
Polocrosse: Een combinatie van polo en lacrosse. Het is een balsport met teams van zes personen, waarvan er steeds drie op het veld zijn. De bal moet via een stok met een netje eraan in het doel van de tegenpartij gespeeld worden.
Ringsteken: Een sport waarbij het de bedoeling is om te paard met een lans door een opgehangen ring te steken.
Springen: Wedstrijd met hindernissen waar de paarden moeten over springen (bijvoorbeeld in een concours hippique). Dit is de een tak in de paardensport die in zekere zin ingaat tegen de natuur van een paard; in de vrije wildbaan zal een paard altijd om een obstakel heen lopen in plaats van er over te springen.
Tentpegging: Een ruitersport met een unieke combinatie daarvan vormt de beoefening van de vaardigheden met sabel, lans en revolver in het zadel.In vliegende galop werden met de lans houten tentharingen ('tentpegs') uit de grond gewipt en meegevoerd.
TREC: Tradition Randonee Equestaire de Competition; dit het een afgeleide van de test voor het Franse ruiterbewijs in competitievorm. Een wedstrijd bestaat uit drie onderdelen: de POR; een oriëntatierit, de MA; de beheersing van de gangen (men moet 150 meter afleggen in een zo traag mogelijke galop en terug in een zo snel mogelijke stap) en de PTV; een hindernissenparcours opgebouwd uit hindernissen welke men tijdens een trektocht zou kunnen tegenkomen. Een wedstrijd kan één of twee dagen beslaan.
Voltige: Turnen te paard; het paard stapt, draaft of galoppeert terwijl mensen atletische oefeningen doen op zijn rug. Iets dergelijks wordt als onderdeel van de show ook gedaan in het circus.
Western rijden: Verschillende disciplines zoals; reining, trail, halter, showmanship, pleasure en hunter under saddle.

Paarden worden daarnaast soms gebruikt door jagers, bijvoorbeeld tijdens de vossenjacht in Groot-Brittannië. Ook zijn er hengstenshows, premiekeuringen voor de fokkerij en minder bekende sporten zoals rodeo en gymkhana. Buiten deze sporten rijden veel mensen paard puur voor het plezier op maneges of bijvoorbeeld op ruiterpaden in buitengebieden. Dit laatste wordt recreatief rijden genoemd.

Verzorging

Paardenvoer

Paarden eten vooral gras, kuilgras en hooi maar ook kuilmaïs, voederbieten, melasse een afvalproduct van de suikerindustrie, geplette gerst, zemelen, wortelen, appels enz. Daarnaast zijn er meerdere soorten mengvoer, 'paardenbrokjes', te verkrijgen, maar volgens sommigen bevat dit voer soms te veel zetmeel (suiker) voor paarden.

Een paard in het wild besteedt 60% van de dag aan eten en daarom is het zinvol om het paard onbeperkt van ruwvoer zoals hooi of gras te voorzien. Ook is het nodig om een liksteen speciaal voor paarden in de wei te plaatsen. Krachtvoer is dan onnodig en zelfs ongezond voor het darmstelsel van het paard. Energierijk krachtvoer voor paarden die veel arbeid moeten verrichten bevat vaak haver.

Oude paarden kunnen vaak geen hooi of gras meer eten doordat hun gebit te ver afgesleten is. Hierdoor vermageren ze sterk. Sinds 2005 is er een zogenaamde 'seniorenslobber' voor deze paarden op de markt. De droogvoerkorrels worden aangemaakt met water (drie tot vier liter per kilogram voer), waarna het door het paard opgeslobberd kan worden.

Ziekten en kreupelheid

Een paard kan net als een mens door meerdere oorzaken ziek worden of pijn hebben. Bij pijn aan een been spreken we van kreupelheid. Kreupelheid wordt ook wel met meerdere namen aangeduid: het paard 'gaat niet rad', 'loopt niet vierkant', 'is niet regelmatig' etc. Kreupelheid kan het beste in draf worden geconstateerd. Ten eerste is het relatief makkelijk te horen in draf op harde bodem. Bij pijn aan een voorbeen 'knikt' het paard met hoofd en hals: het dier 'valt' op het gezonde been, in een poging het pijnlijke been zo veel mogelijk te ontlasten. Bij pijn aan een achterbeen houdt het dier het bekken scheef. Van achter is de pijnlijke helft van het bekken het laagste, omdat het dier zo weinig mogelijk op die voet steunt. Het hoort tot de mogelijkheden dat het dier aan twee voorbenen of twee achterbenen tegelijkertijd pijn heeft, dan is het oog van een deskundige hard nodig. Bij bijvoorbeeld hoefbevangenheid kan een dier aan alle vier benen pijn hebben.

OCD

Een vorm van kreupelheid die de laatste jaren relatief veel voor komt wordt OCD genoemd: osteochondritis dissecans (Latijn voor loslatend kraakbeen). OCD kan ontstaan bij een verstoring van de omvorming van kraakbeen naar bot. Op een bepaalde plaats wordt de laag kraakbeen steeds dikker. Door deze verdikking is de voeding vanuit het gewrichtssmeer niet meer goed mogelijk. De 'aanvoerroute' is te lang. Hierdoor neemt de kwaliteit van het kraakbeen in deze te dikke lagen af. Hierdoor ontstaat minder goed kraakbeen: kraakbeen met scheurtjes. Bij bijvoorbeeld overbelasting, een beschadiging e.d laten er daadwerkelijk stukjes kraakbeen of bot los. Men noemt deze losse stukjes wel "gewrichtsmuizen" - die door het gewricht gaan zwerven, ingeklemd raken en nog meer beschadiging geven. Daarnaast is de plek waar de "muis" vandaan komt ruw in plaats van glad. Tevens komen uit de afbraakplek van de "muis" stoffen vrij die de productie van te veel en te dun gewrichtssmeer veroorzaken. Het gewricht dit is aangedaan (vaak de knie en de enkel/ het spronggewricht) wordt dik en de smering wordt minder waardoor er artrose kan ontstaan. Daar waar het kraakbeen verdwenen is kan nu gewrichtssmeer in het onderliggende bot dringen met botoplossing tot gevolg, op de röntgenfoto te zien als cysten in het bot.

Mestproductie

Bedrijfsmatig gehouden paarden vallen in Nederland onder de meststoffenwet (1986) onder de diercategorie graasdieren. Voor alle dieren binnen deze categorie, die buiten grazen, zijn normen vastgesteld voor productie van stikstof en fosfaat in mest. De meeste mest wordt echter afgezet naar de champignonteelt.

Voor paarden zijn deze forfaitaire productienormen afhankelijk van het gewicht:



stikstof

fosfaat

Pony’s van 6 maanden en ouder en een gewicht tot ca. 250 kg 17,4 kg 7,5 kg
Pony’s van 6 maanden en ouder en een gewicht van ca. 250 tot ca. 450 kg 29,7 kg 14,2 kg
Paarden van 6 maanden en ouder en een gewicht van ca. 250 kg tot ca. 450 kg 36,6 kg 17,5 kg
Paarden van 6 maanden en ouder en een gewicht zwaarder dan ca. 450 kg 47,6 kg 22,0 kg

Het paard in kunst en cultuur




Beeld van een paard in de Praagse Lucernapassage
Het paard heeft al vele kunstenaars geïnspireerd, al vanaf de oudheid. Zo zijn er grotschilderingen die afbeeldingen van het paard laten zien. Eerst werden ze afgebeeld met rechte benen en strakke houding. In de 16e eeuw kwamen de ronde vormen en ging men de bewegingen ontdekken. Van Leonardo da Vinci zijn er schetsen van allerlei paarden in de meest gekke posities te vinden in de kelder van zijn atelier. Later zijn ze op de schilderijen terug te vinden. Net als de blauwe paarden van Franz Marc.

Bekende paarden




Man O'War in 1920



Rocinante, detail van het Madrileense monument voor Cervantes



Sleipnir met OdinAmerigo, sinds 1990 de schimmel van Sinterklaas.
Amika, paard uit gelijknamige Vlaamse tv-serie.
Argus, Bonfire en Salinero van de Nederlandse amazone Anky van Grunsven.
Het Ros Beiaard.
Big Ben, nam 3x deel aan de Olympische Spelen en heeft een standbeeld in Canada.
Black, de Zwarte Hengst uit de boeken van Walter Farley.
Black Beauty, het zwarte paard uit het boek van Anna Sewell, en uit verschillende film- en tv-producties
Bonfire, zie Argus
Brego, paard van Aragorn in de trilogie In de Ban van de Ring en de afgeleide film The Lord of the Rings, genoemd naar koning Brego.
Bucephalus, het paard van Alexander de Grote
Darco, beroemd Belgisch springpaard en dekhengst.
Hidalgo uit de gelijknamige film uitgebracht in 1976 en de nieuwe film Hidalgo uit 2004.
Huaso, dit paard sprong op 5 februari 1949 de hoogste hindernis tot nu toe, 2,47 m.
Incitatus, het paard dat door de Romeinse keizer Caligula tot consul werd benoemd.
Jago, het paard van Johan, de Rode Ridder, zowel in de boeken als in sommige albums uit de stripreeks.
Jasper, tot en met 1989 de schimmel van Sinterklaas; zie ook Amerigo.
Jolly Jumper, de schimmel uit de Lucky Luke-strips.
Kluger Hans, het paard waarvan beweerd werd dat hij kon rekenen
Kos met de Snor uit het Land van Ooit
Man O' War, volgens sommigen het beroemdste volbloed renpaard aller tijden, bekend uit het gelijknamige boek.
Marengo, het paard van Napoleon
Meindert het Paard uit de Fabeltjeskrant.
Mister Ed, het sprekende paard uit de gelijknamige televisieserie.
Montender, bekend van de Olympische Spelen
Phantom, het witte paard van Zorro wanneer hij niet in Los Angeles is.
Paard van Troje, een houten paard dat symbool werd voor het naïef bewerkstelligen van de eigen ondergang.
Peerd van Ome Loeks, paard afgebeeld in een standbeeld in Groningen.
Pegasus, gevleugeld paard uit de Griekse mythologie
Phar Lap, een van de grootste racepaarden uit de historie.
Pie-O-My, renpaard van Ralph Cifaretto uit de serie The Sopranos.
Pilgrim en RimRock uit de film The Horse Whisperer.
Ratina Z, beroemd springpaard
Red Rum, het enige paard dat The Grand National drie keer won.
Rocinante, het paard van Don Quichot uit de roman van Cervantes
Salinero, zie Argus
Schaduwvacht, in het Engels Shadowfax, uit de trilogie In de Ban van de Ring en de afgeleide film The Lord of the Rings.
Seabiscuit, bekend renpaard uit de jaren 30 van de vorige eeuw, vereeuwigd in de gelijknamige film.
Slecht-weer-vandaag, de schimmel uit de reeks Dag Sinterklaas.
Sleipnir, het achtbenige paard uit de Noordse mythologie.
Snuitje, het paard van Henny Huisman.
Something, sprong in 1975 het verste tot nu toe: 8.40m.
Spirit uit de gelijknamige animatiefilm.
Storm Cat, dit is de duurste dekhengst ooit: het kost 500.000 dollar om een merrie door hem te laten dekken.
Tornado, het paard van Zorro.
Totilas, zeer succesvol dressuurpaard onder Edward Gal, op 13 oktober 2010 voor 10-15 miljoen euro verkocht aan Paul Schockemöhle.
Trigger, het paard uit de The Roy Rogers Show van de zingende cowboy-acteur. Dit paard viel voor dood neer, als een schot klonk. Als Roy Rogers daarna floot, stond het paard weer op.
Witje, de Knabstrupper van Pippi Langkous.
Zingaro, het bekende paard van Bartabas, die zijn paardenshow aan hem wijdde.

Een beroemd Shakespeare-citaat is "A horse! A horse! My kingdom for a horse!" ("Een paard! Een paard! Mijn koninkrijk voor een paard!") uit het stuk Richard III, over Richard III van Engeland.

Zegswijzen met paarden




Mongoolse muzikant met Morin khuur, een strijkinstrument met traditionele paardenkop



De igil



Veerboot met paardenhoofd, foto genomen tijdens Tibetexpeditie in 1938
Er zijn diverse uitdrukkingen die een rechtstreekse vergelijking inhouden met de eigenschappen van een paard, bijvoorbeeld, honger hebben, werken of sterk zijn als een paard. Daarnaast zijn er honderden spreekwoorden en gezegden over paard, menner en ruiter. Een selectie:
Aardewerk is geen paardenwerk. - Graven of in de aarde werken is een vermoeiend werk.
Anderhalve man en een paardenkop. - Weinig aanwezigen, weinig belangstelling.
Beter een blind paard dan een leeg halster. - Beter iets dan niets.
Dat is een paard van een daalder. - Een trots persoon.
Dat kan Bruin niet trekken. - Dat kan ik niet betalen.
Dat paard zal mij niet meer slaan. - Die fout maak ik niet nog eens.
De beste paarden staan op stal. - Uitgelegd als: 'De besten mogen niet meedoen' of 'De aantrekkelijkste meisjes vindt men niet in de kroeg, die blijven thuis'.
De een mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. - Er is veel onrecht in de wereld.
De paarden die de haver verdienen krijgen ze niet. - Een verdienste blijft vaak onbeloond.
De teugels in handen hebben. - De baas zijn.
De teugels laten vieren. - Een minder streng beleid voeren.
De teugels strakker aanhalen. - Een strenger beleid gaan voeren.
Denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd.
Die met een paard uit gaat is met zijn meester uit.
Een blind paard zou er geen schade doen. - Daar is niets van waarde, niets kwetsbaars te vinden.
Een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. - Tegenover geschenken moet men niet kritisch zijn.
Een goed paard is zo goed als zijn hoeven. - Een schijnbare bijzaak kan bepalend zijn, vergelijkbaar met: een ketting is zo sterk als zijn zwakste schakel.
Een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. - In een huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig.
Een oud paard van stal halen. - Wat men vroeger al eens heeft laten horen nog eens ten beste geven.
Een paardenmiddel. - Een (laatste) hardhandige remedie.
Een schurftig paard vreest de roskam. - Als er iets mis is vreest men het onderzoek.
Een ziekte komt te paard en gaat te voet. - Genezing kan veel tijd in beslag nemen.
Gauw op het paard zitten. - Snel op de teentjes getrapt zijn, gauw verongelijkt zijn.
Het beste paard van stal vergeten. - Een verdienstelijk persoon niet opmerken.
Het hinkende paard komt achteraan. - Wees niet te snel tevreden, er kan altijd nog slecht nieuws komen.
Het hooi moet het paard niet volgen. - Een meisje moet niet achter haar geliefde aan lopen.
Het is trekken aan een dood paard. - Het is een onbegonnen zaak.
Het paard achter de wagen spannen. - Een probleem totaal verkeerd aanpakken.
Het paard moet tot de kribbe komen. - Als je ergens belang bij hebt moet je voor jezelf opkomen.
Het Paard van Troje binnenhalen. - Op naïeve wijze de eigen ondergang bewerkstelligen.
Het oog van de meester maakt het paard vet. - Een belanghebbend en kundig persoon houdt beter toezicht.
Hij is van zijn paard gevallen. - Hij heeft zijn positie verloren.
Hij zoekt zijn paard en hij zit er op. - Wordt gezegd van iemand die zoekt en over het hoofd ziet wat (bijna) voor zijn neus staat.
Hoog te paard zitten. - Trots, ijdel of arrogant zijn.
Iemand de teugels uit handen nemen. - Iemand de leiding afnemen.
Iemand de vrije teugel laten. - Iemand zijn eigen gang laten gaan.
Iemand een hengst verkopen. - Iemand een harde klap geven.
Iemand te paard helpen. - Iemand helpen een eerste begin te maken.
Je hebt luxe paarden en werkpaarden. - In afgunst, vaak schertsend, gezegd van mensen die in plezierige omstandigheden verkeren.
Je moet een paard niet doodknuppelen voordat je thuis bent. - Niets voorbarigs doen, vergelijk: geen oude schoenen weggooien voor je nieuwe hebt.
Jong te paard, oud te voet.
Man en paard noemen. - Niets verzwijgen.
Men kan geen paard al lopende beslaan. - Men moet de tijd nemen voor wat nodig is.
Men moet de ploeg niet voor de paarden spannen. - Zie: Het paard achter de wagen spannen.
Men moet een paard de rug niet stuk rijden. - Men moet grenzen in acht nemen, en soms ijverige helpers tegen zichzelf beschermen.
Met de paarden van Sint Franciscus.
Ook het beste paard struikelt wel eens. - Ook de deugzaamste en bekwaamste faalt wel eens.
Op het apostelpaard rijden. - Te voet gaan.
Op het verkeerde paard wedden. - Een verkeerde inschatting maken.
Op zijn stokpaardje zitten. - Over zijn lievelingsthema spreken.
Oude paarden jaagt men aan de dijk. - Verdiensten worden snel vergeten.
Over het paard getild zijn. - Te zeer geprezen zijn zodat men verwaand is geworden.
Paarden vallen ook, al hebben zij vier benen. - Iedereen maakt wel eens een fout of kan pech hebben.
Vast in het zadel zitten. - Gezegd van een leider die niet voor zijn positie hoeft te vrezen.
Voor mensen met paarden is het een hemel op aarde. Maar komen zij te sterven, dan valt er niets te erven.
Waar het paard aangebonden is moet het vreten.

Zie ook
Nederlandse spreekwoorden waar "paard" in voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden waar "paard" in voorkomt

Zie ook




Graf voor de acht verdronken paarden van de Amelandse reddingsdienstPaardenjargon
Lijst van paardenrassen
Ziektes bij paarden
Paardentuig
Bit (paard)
Bosal
Paardenvlees
Reddingsactie paarden van Marrum
Verpaarding
Paard (astrologie); een van de tekens in de Chinese dierenriem.
Paard (schaken); een figuur in het schaakspel.
Paard (turntoestel)

Externe links


===Atomic hepetitis===
===Atomic hepetitis===

Revision as of 06:56, 10 April 2014

Democritus
Bornc. 460 BC
Diedc. 370 BC
EraPre-Socratic philosophy
RegionWestern philosophy
SchoolPre-Socratic philosophy
Main interests
Notable ideas

Democritus (/dɪˈmɒkrɪtəs/; Greek: Δημόκριτος, Dēmókritos, "chosen of the people"; c. 460 – c. 370 BC) was an Ancient Greek philosopher born in Abdera, Thrace in Greece.[3] A pupil of Leucippus, he was an influential pre-Socratic philosopher who formulated an atomic theory of the universe.[4]

His exact contributions are difficult to disentangle from those of his mentor Leucippus, as they are often mentioned together in texts. Their speculation on atoms, taken from Leucippus, bears a passing and partial resemblance to the nineteenth-century understanding of atomic structure that has led some to regard Democritus as more of a scientist than other Greek philosophers; however, their ideas rested on very different bases.[5] Largely ignored in ancient Athens, Democritus was nevertheless well known to his fellow northern-born philosopher Aristotle. Plato is said to have disliked him so much that he wished all his books burned.[6] Many consider Democritus to be the "father of modern science".[7]

Life

Democritus was born in the city of Abdera in Thrace, an Ionian colony of Teos,[8] although some called him a Milesian.[9] He was born in the 80th Olympiad (460–457 BC) according to Apollodorus of Athens,[10] and although Thrasyllus placed his birth in 470 BC,[10] the later date is probably more likely.[11] John Burnet has argued that the date of 460 is "too early" since, according to Diogenes Laërtius ix.41, Democritus said that he was a "young man (neos)" during Anaxagoras' old age (circa 440–428).[12] It was said that Democritus' father was so wealthy that he received Xerxes on his march through Abdera. Democritus spent the inheritance which his father left him on travels into distant countries, to satisfy his thirst for knowledge. He traveled to Asia, and was even said to have reached India and Ethiopia.[13]

Democritus by Hendrick ter Brugghen, 1628.

We know that he wrote on Babylon and Meroe; he visited Egypt, and Diodorus Siculus states that he lived there for five years.[14] He himself declared[15] that among his contemporaries none had made greater journeys, seen more countries, and met more scholars than himself. He particularly mentions the Egyptian mathematicians, whose knowledge he praises. Theophrastus, too, spoke of him as a man who had seen many countries.[16] During his travels, according to Diogenes Laërtius, he became acquainted with the Chaldean magi. "Ostanes", one of the magi accompanying Xerxes, was also said to have taught him.[17]

After returning to his native land he occupied himself with natural philosophy. He traveled throughout Greece to acquire a better knowledge of its cultures. He mentions many Greek philosophers in his writings, and his wealth enabled him to purchase their writings. Leucippus, the founder of atomism, was the greatest influence upon him. He also praises Anaxagoras.[18] Diogenes Laertius says that he was friends with Hippocrates.[19] He may have been acquainted with Socrates, but Plato does not mention him and Democritus himself is quoted as saying, "I came to Athens and no one knew me."[20] Aristotle placed him among the pre-Socratic natural philosophers.[21]

Rembrandt, The Young Rembrandt as Democritus the Laughing Philosopher (1628-1629).

The many anecdotes about Democritus, especially in Diogenes Laërtius, attest to his disinterest, modesty, and simplicity, and show that he lived exclusively for his studies. One story has him deliberately blinding himself in order to be less disturbed in his pursuits;[22] it may well be true that he lost his sight in old age. He was cheerful, and was always ready to see the comical side of life, which later writers took to mean that he always laughed at the foolishness of people.[23]

He was highly esteemed by his fellow-citizens, "because," as Diogenes Laërtius says, "he had foretold them some things which events proved to be true," which may refer to his knowledge of natural phenomena. According to Diodorus Siculus,[24] Democritus died at the age of 90, which would put his death around 370 BC, but other writers have him living to 104,[25] or even 109.[26]

Popularly known as the Laughing Philosopher (for laughing at human follies), the terms Abderitan laughter, which means scoffing, incessant laughter, and Abderite, which means a scoffer, are derived from Democritus.[27] To his fellow citizens he was also known as "The Mocker".

PAARDEN

Paard (dier)



Ga naar: navigatie, zoeken


Paard

Nokotapaarden Nokotapaarden Taxonomische indeling

Rijk: Animalia (Dieren) Stam: Chordata (Chordadieren) Klasse: Mammalia (Zoogdieren) Orde: Perissodactyla (Onevenhoevigen) Familie: Equidae (Paardachtigen) Geslacht: Equus Soort: Equus ferus


Ondersoort Equus ferus caballus Linnaeus, 1758

Afbeeldingen Paard op Wikimedia Commons Wikimedia Commons


Paard op Wikispecies Wikispecies


Portaal Portaalicoon Biologie Zoogdieren


Het paard (Equus ferus caballus) is een gedomesticeerd hoefdier uit de orde der onevenhoevigen, een van de ongeveer tien huidige soorten uit de familie der paardachtigen (Equidae). Het gedomesticeerde paard wordt voornamelijk gehouden als rij- en trekdier.



Inhoud

 [verbergen] 1 Terminologie

2 Taxonomie 3 Anatomie 3.1 Skelet 3.2 Gebit 3.3 Grootte en meting

4 Vacht 4.1 Vachtkleur

5 Zintuigen 6 Voortplanting en ontwikkeling 7 Snelheid en leeftijd 8 Gedrag 8.1 Intelligentie en leervermogen

9 Paardengangen 9.1 Gebruikelijke gangen 9.2 Weinig voorkomende gangen

10 Slaap 11 Evolutie van het paard en rassen 11.1 Wilde paarden

12 Gebruik door de mens 12.1 Militair gebruik 12.2 Gebruik in vredestijd 12.3 Het paard in de geneeskunde 12.4 Sporten

13 Verzorging 13.1 Paardenvoer 13.2 Ziekten en kreupelheid 13.2.1 OCD

13.3 Mestproductie

14 Het paard in kunst en cultuur 14.1 Bekende paarden 14.2 Zegswijzen met paarden 14.2.1 Zie ook


15 Zie ook 16 Externe links 16.1 België 16.2 Nederland

17 Noten en referenties


Terminologie



Donkerbruine ruin, 10 jaar oud



Veulen en merrie in galop

Hengst: Een mannelijk paard. Merrie: Een vrouwelijk paard. Veulen: Paard tot één jaar oud. Jaarling of enter: Paard tussen de één en twee jaar oud. Twenter: Paard tussen de twee en drie jaar oud. Ruin: Een gecastreerd mannelijk paard. Dekhengst: Een hengst die is goedgekeurd om mee te fokken. Pony: Kleinere paardenrassen die volwassen een schofthoogte van minder dan 148 cm hebben. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld de paardenrassen Arabier, IJslanders, Haflingers en Fjorden. Deze blijven doorgaans onder de 147,3 cm, maar worden wel paardenrassen genoemd.

Omdat het paard als een 'edel dier' wordt beschouwd, worden door paardenliefhebbers zoals ruiters en koetsiers altijd de termen "hoofd", "mond" en "benen" gebruikt in plaats van "kop", "bek" en "poten". Deze gewoonte heeft zich inmiddels ook in het dagelijks spraakgebruik doorgezet.

Nuvola single chevron right.svg Zie voor meer termen de pagina: paardenjargon

Taxonomie

De wetenschappelijke naam van het gedomesticeerde paard werd in 1758 voor het eerst geldig gepubliceerd door Linnaeus als Equus caballus.[1] De naam van het wilde paard, waarvan het gedomesticeerde paard afstamt, werd in 1785 door Boddaert gepubliceerd als Equus ferus.[2] Van veruit de meeste dieren die gedomesticeerd zijn, is de wetenschappelijke naam afgeleid van de naam van de in het wild levende voorouders. Bij 15 soorten zoogdieren, één vlinder en een vis was dit niet het geval. In 1995 dienden Anthea Gentry, Juliet Clutton-Brock en Colin Peter Groves een aanvraag in bij de International Commission on Zoological Nomenclature om de namen van de wilde soorten te conserveren ten koste van de oudere of gelijktijdige namen van de gedomesticeerde soorten.[3] In 2003 oordeelde de commissie dat dit verzoek moest worden ingewilligd.[4] Als het gedomesticeerde paard wordt beschouwd als een ondersoort van het wilde paard, is de correcte naam voor de soort daarmee Equus ferus, en het trinomen voor de ondersoort Equus ferus caballus. De naam Equus is Latijn voor "paard". Het epitheton ferus betekent "wild". Het epitheton caballus is vanuit het Keltisch doorgedrongen in het vulgair Latijn en de meeste Romaanse talen, en betekent eveneens "paard". In de term cavalerie is de deze benaming ook terug te vinden.

Anatomie

Het paard behoort tot de onevenhoevigen (Perissodactyla) en heeft per been slechts één teen. Van oorsprong heeft een paard vijf tenen, en de hoef is feitelijk de vergrote nagel van de middelvinger. Overblijfselen van de andere tenen zijn de griffelbeentjes (ring- en wijsvinger), de zwilvrat (duim) en het spoortje (pink).

Skelet



Anatomie van het paard.

Het skelet van een paard heeft gemiddeld zo'n 205 botten. Een opmerkelijk verschil tussen het skelet van een paard en dat van een mens is het ontbreken van een sleutelbeen - de voorbenen van het paard zijn gekoppeld aan de wervelkolom door middel van een aantal sterke spieren, pezen, en ligamenten die het schouderblad koppelen aan de romp. De botten van hun benen zijn proportioneel verschillend van die van een mens. Bijvoorbeeld: het lichaamsdeel dat de 'knie' van het paard wordt genoemd bestaat eigenlijk uit de handwortelbeenderen die overeenkomen met de pols van de mens. Het spronggewricht komt overeen met de botten in de enkel en hiel van de mens. De lager gelegen botten in de benen van een paard komen overeen met de botten uit de hand of voet van een mens, en de koot is feitelijk het proximale sesambeen tussen het kanonbeen (equivalent van het middenhandsbeen of middenvoetsbeen) en de proximale falangen, die zich bevinden waar men bij de mens de knokkels vindt. Een paard heeft geen spieren in zijn benen onder de 'knie' en het spronggewricht, alleen huid, haar, pezen, ligamenten, kraakbeen, en de hoornachtige weefsels waaruit de hoef bestaat.

Gebit

Paarden zijn planteneters (herbivoren), maar geen herkauwers. De voortanden gebruiken ze om gras en dergelijke mee af te rukken, waarna dit door de kiezen vermalen kan worden. Paarden hebben in totaal zesendertig of veertig tanden. Een hengst heeft vier extra tanden tussen de snijtanden en voorkiezen: de haaktanden. In zowel de boven- en onderkaak hebben een hengst en een merrie verder zes snijtanden, zes voorkiezen en zes kiezen. Tussen de snijtanden (voortanden) en de voorkiezen zitten de tandeloze kaakranden (diasteem), ook wel de 'lagen' genoemd. Hierop ligt tijdens het rijden het bit.

Grootte en meting

De hoogte van een paard wordt stokmaat genoemd en wordt traditioneel gemeten bij de schoft, het punt waar de nek en de rug samenkomen. In de Angelsaksische landen wordt de hoogte van een paard gemeten in hands en inches: één hand is gelijk aan vier inches (101,6 mm). De hoogte wordt dan aangeduid als het aantal hands, gevolgd door een punt, dan het aantal inches, en ten slotte de letter "h" (van hands). In Nederland en België worden gewoon meters gebruikt. Bij een schofthoogte tot 1,47 m spreekt men van een pony, bij een schofthoogte van 1,47 m tot 1,57 m spreekt men van een klein paard (ook wel E-pony, of 'damespaard' genoemd) en bij een schofthoogte van 1,57 m en hoger spreekt men van een paard.

De schofthoogte van volwassen paarden varieert per ras, maar wordt ook beïnvloed door voeding: de falabella (een miniatuurpaard) wordt slechts zo'n 60 cm hoog, terwijl andere rassen wel twee meter kunnen halen. Lichte rijpaarden variëren in hoogte van 142 tot 163 cm, en wegen daarbij zo'n 380 tot 550 kilogram. Grotere rijpaarden beginnen vanaf ongeveer 157 cm, en worden tot 173 cm groot. Ze hebben daarbij een gewicht van 500 tot 600 kg. Zware of koudbloedras paarden zijn doorgaans ten minste 163 tot 183 cm hoog, waarbij ze 700 tot 1000 kg wegen.

Het grootste paardenras is de shire. Het grootst bekende paard was een 19e-eeuwse shire-ruin genaamd Mammoth, die werd geboren in 1846 en eerst Sampson werd genoemd. De schofthoogte was in 1850 ruim 219 cm, bij een gewicht van 1524 kilogram. De huidige recordhouder voor 's werelds kleinste paard is Thumbelina, een volwassen miniatuurpaard dat lijdt aan dwerggroei. Het is 43 cm hoog en weegt 26 kg.

Vacht

De vacht kan zowel effen gekleurd zijn als bont. Veel voorkomende kleuren zijn bruin (met zwarte manen en staart), zwart, voskleurig (bruinrood), geel, en "vaal" (geel-grijs, soms neigend naar bruin of blauw). De manen, het lange haar op de bovenzijde van de hals, zijn vermoedelijk ontstaan als bescherming tegen roofdieren zoals katachtigen, die het paard op de rug springen en in de nek bijten. Door dan de aanvaller met bokkende bewegingen van zich af te schudden, verliest het paard enkel wat van zijn manen. De staart wordt gebruikt om insecten te verjagen.

Vachtkleur

Nuvola single chevron right.svg Zie Vachtkleur bij paarden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.



Een cremello beleeft zijn oude dag in een Belgische boomgaard; aan de doorzichtige huid van de oren is te zien dat dit geen schimmel is

De kleur van paarden wordt bepaald door hun vacht, maar bij lichtere kleuren mede door hun huid. Van beide is de kleur genetisch bepaald. Paardenrassen die dicht bij hun wilde voorouders staan vertonen vaak nog een zogenaamde aalstreep (vanaf de schoft over de rug naar de staart) en 'zebrastrepen' (aan de achterkant van de voorbenen). Przewalski's hebben ook wel voorop de voorbenen strepen.

De schimmel is een donkerhuidig paard met een dominant gen dat ervoor zorgt dat de haarkleur in de loop der tijd steeds lichter wordt.

De vos is roodbruin zonder zwarte aftekeningen. De manen en staart zijn een beetje lichter of donkerder dan de lichaamskleur. De vos kan witte aftekeningen hebben op voeten, benen en hoofd. Er zijn verschillende soorten vos, zoals leemvos, koffievos of koolvos. De verschillen worden bepaald door meer of minder aanleg voor roodgouden tinten. De leemvos heeft een lichte, leverkleurige vacht.

Een palomino is egaal goudkleurig met lichte manen en staart. Dit wordt veroorzaakt door een specifiek gen, maar omdat dit gen niet volledig dominant is, geldt dit kleurslag niet als een ras. Een kruising van twee palomino's levert voor de helft palomino's, en een kruising van een cremello met een vos levert gewoonlijk een palomino op. Ook paarden die door een andere gencombinatie toevallig de gouden kleur hebben, worden gewoonlijk als palomino beschouwd.

Een wit paard heeft blauwe ogen en een lichte vacht waar de roze huid soms doorheen schijnt. Dit heeft niets te maken met een schimmel die immers een zwarte huid heeft. Sommige cremello's hebben last van de zon, maar zeker niet alle.

Dominant witte paarden (in de regel 'albino's' genoemd) verschillen van schimmels door het nagenoeg ontbreken van huidpigment en het gewoonlijk verminderde gezichtsvermogen. Deze paarden zijn overgevoelig voor zonlicht.

Zintuigen



Het oog van een paard.



Een close-up van het oor van een paard.

Paarden moeten zich als prooidieren steeds bewust zijn van hun omgeving. Ze hebben de grootste ogen van alle landzoogdieren. De ogen bevinden zich aan de zijkant van het hoofd. Hierdoor hebben ze een gezichtsveld van meer dan 350°, waarbij ze ongeveer 65° binoculair zien en de resterende 285° monoculair. Paarden hebben een uitstekend dag- en nachtzicht. Ze hebben een twee-kleuren of dichromatisch zicht. Dat betekent dat ze ongeveer zo zien als een mens met rood-groen kleurenblindheid, waarbij met name rood en verwante kleuren worden waargenomen als groentinten. Paarden hebben een goed ontwikkeld gehoor. De oorschelp van elk oor kan tot 180° draaien, wat ze de mogelijkheid geeft in alle richtingen te kunnen horen zonder het hoofd te bewegen. Het reukvermogen is beter dan dat van mensen maar niet hun sterkste zintuig. Paarden zijn in grotere mate afhankelijk van hun zicht. Paarden hebben een goed evenwichtsgevoel, deels te danken aan hun hoogontwikkelde proprioceptie - het gevoel van waar het lichaam en de ledematen zich precies bevinden. De tastzin is goed ontwikkeld. De gevoeligste gebieden liggen rond de ogen, oren en neus. De voelharen rond ogen en neus mogen niet geknipt worden. Een paard is in staat het landen van een insect, waar dan ook op het lichaam, te voelen. Paarden hebben een goed ontwikkelde smaakzin, dat hen in staat stelt om voer te sorteren, en daaruit het smakelijkste te kiezen; met hun lippen kunnen ze zelfs heel kleine korrels sorteren. Over het algemeen zal een paard geen giftige planten eten, hoewel er uitzonderingen zijn; soms eten paarden toxische hoeveelheden van giftige planten zelfs als er voldoende ander voedsel is.

Voortplanting en ontwikkeling



Paarden in het voorjaar, enkele met een veulen

Een merrie heeft vanaf het vroege voorjaar tot in de herfst ongeveer elke 19 tot 22 dagen een oestrusperiode. De meeste merries hebben geen cyclus in de winter. De dracht van een paard duurt gemiddeld 340 dagen (11 à 12 maanden), en meestal tussen de 320 en 370 dagen. De draagtijd is langer als het paard in het voorjaar moet bevallen, maar ook bij paarden die voor het eerst een veulen krijgen of bij paarden die veel weidegang krijgen. Het resultaat van de dracht is meestal één veulen; tweelingen zijn zeldzaam. Veulens worden meestal geboren in de lente. Paarden zijn nestvlieders; veulens zijn binnen korte tijd na de geboorte in staat om te staan en te lopen. Dit heeft ermee te maken dat paarden oorspronkelijk op de open vlakte leefden, waar de kudde snel moest kunnen vluchten. Het is belangrijk dat het veulen binnen enkele uren kan drinken bij zijn moeder. Ze worden over het algemeen gespeend van hun moeders als ze tussen de vier en zes maanden oud zijn. Paarden zijn soms fysiek in staat zich voort te planten als ze ongeveer 18 maanden oud zijn, maar met gedomesticeerde paarden, in het bijzonder merries, wordt zelden gefokt voor ze drie jaar oud zijn. Paarden van vier jaar oud worden beschouwd als volwassen, hoewel het skelet zich normaal gesproken blijft ontwikkelen tot ze zes jaar oud zijn. Rijping hangt ook af van de grootte van het paard, het ras, het geslacht, en de kwaliteit van de zorg. Grotere paarden hebben grotere botten; daarom duurt het niet alleen langer om botweefsel te vormen, maar de groeischijven zijn ook groter, waardoor het ook langer duurt om kraakbeen om te zetten in bot.

Afhankelijk van de tijd waarop ze volwassen worden, het ras, en het te verwachten werk, worden paarden meestal voor het eerst onder het zadel gebruikt als ze tussen de twee en vier jaar oud zijn. Hoewel volbloed renpaarden in sommige landen al getraind worden als ze twee jaar oud zijn, worden paarden die speciaal gefokt zijn voor sporten als dressuur in het algemeen niet gezadeld voor ze drie of vier jaar oud zijn, omdat hun botten en spieren voor die tijd nog niet voldoende ontwikkeld zijn. Voor endurance wedstrijden worden paarden pas voldoende ontwikkeld geacht als ze vijf jaar oud zijn.

Snelheid en leeftijd



schimmel, vos en bruinschimmel in galop

De hoogste snelheid ooit bij een bereden paard gemeten is 88 kilometer per uur.[5] De meeste paarden halen ongeveer 60 kilometer per uur.

Het paard is een kuddedier en kan zo'n dertig jaar oud worden. De hoogste vermelde levensduur van een paard is 56 jaar.[6]

Gedrag



Drie hengsten, alert op de omgeving, lopen los in de weide

Paarden leven in kuddeverband, met een duidelijke hiërarchie. De 'familiekudde' wordt meestal geleid door een oudere, ervaren merrie. De kudde telt doorgaans ongeveer twaalf volwassen merries met hun veulens en een paar hengsten. Het merendeel van de onvolwassen hengstveulens komt in de zogenaamde hengstenkuddes terecht. Communiceren doen ze op verschillende manieren, zoals door het maken van geluiden als hinniken, en ook met lichaamstaal. Veel paarden worden onhandelbaar als ze in isolatie worden gehouden.

Paarden zijn prooidieren met een sterke vecht-of-vlucht respons. Hun eerste reactie op een bedreiging is meestal schrikken en vervolgens vluchten. Wanneer de vlucht onmogelijk is of wanneer hun jongen worden bedreigd kunnen ze zichzelf verdedigen. Paarden zijn meestal erg nieuwsgierig. Wanneer ze schrikken, nemen ze vaak een moment om de oorzaak van de onrust vast te stellen. Ze vluchten niet altijd als ze de oorzaak van de schrik als niet-bedreigend zien.

De meeste lichte paardenrassen zijn geselecteerd op snelheid, behendigheid, alertheid, en uithoudingsvermogen; natuurlijke eigenschappen die ze hebben geërfd van hun wilde voorouders. Door selectief fokken zijn sommige rassen heel geduldig, met name de koudbloed trekpaarden, maar ook de temperamentvollere Berbers worden geroemd om hun volgzaamheid.

Intelligentie en leervermogen



Hersenen van een paard

Het begrip voor de specifieke vormen van intelligentie van paarden verschilde door de eeuwen heen. Men is het er tegenwoordig over eens dat paarden kuddedieren zijn met een goed gevoel voor sociale rangorde. Het zijn op de eerste plaats vluchtdieren en daarnaast gewoontedieren met een uitstekend geheugen die gedrag kunnen aanleren door conditionering; dus door een consequent systeem van beloning en straf. Er zijn proeven gedaan om te proberen te achterhalen in hoeverre paarden kunnnen tellen. Een beroemd paard waarvan beweerd werd dat het kon rekenen was Kluger Hans.

Wat betreft het opleiden en trainen van paarden zijn er verschillende methoden. Sommige (verouderde) methoden probeerden met geweld de 'wil' van de paarden te breken om ze onderdanig te maken. Nieuwere inzichten en methoden uit de hoek van het natural horsemenship ('paardenfluisteraars') proberen meer rekening houden met natuurlijke instincten, sociale vaardigheden en de goede opmerkingsgave van de dieren wat betreft de lichaamstaal zodat zij uiteindelijk binnen een 'partnerschap' van mens en dier met zeer subtiele aanwijzingen te dirigeren zijn.

Paardengangen



Draf



Galop



Rengalop



Tölt Paarden hebben verschillende manieren om zich voort te bewegen ('gangen').

Gebruikelijke gangen Stap noemt men wel een viertaktgang. Men hoort vier hoefslagen. Er is afwisseling van 'diagonale ondersteuning' en 'laterale' ondersteuning, met daartussen telkens periodes dat het paard op drie benen staat. Paard tilt bijvoorbeeld eerst links voor op en staat op drie benen. Dan verlaat rechtsachter de bodem (paard staat op diagonaal: linksachter rechtsvoor). Linksvoor landt weer (paard op drie benen, alleen rechtsachter is in de lucht). Paard brengt rechtsachter naar voor en vlak voor het neerkomen van rechtsachter verlaat rechtsvoor de bodem, heel even staat het paard op de lateraal van de beide linkerbenen. Daarna (rechtsachter is geland) gaat het rechtervoorbeen naar voor terwijl het paard even op drie benen staat. Vervolgens tilt het paard linksachter op (staat op diagonaal: rechtsachter linksvoor). Draf is een diagonale gang. Links-voor en rechts-achter, rechts-voor en links-achter worden tegelijk opgetild en neergezet. Men hoort twee hoefslagen. Het moment tussen de overgang van het ene paar diagonalen naar het andere paar diagonalen heet het 'zweefmoment': alle voeten hebben de bodem verlaten. Galop is een drietaktgang: men kan tellen: een, twee, drie, pauze. In de rechtergalop zet het paard eerst linksachter neer, vervolgens rechtsachter en linksvoor tegelijk en eindigt met rechtsvoor neerzetten, terwijl ondertussen linksachter de bodem al weer verlaten heeft. Vervolgens tilt het paard ook de diagonaal 'rechtsachter linksvoor' op en heeft alleen rechtsvoor nog contact met de bodem. Daarna volgt het 'zweefmoment', alle hoeven hebben de bodem verlaten. In de linkergalop begint het paard met rechtsachter, vervolgens linksachter en rechtsvoor en eindigt met linksvoor. Drie handelingen, vandaar drietel plus pauze. Rengalop is een viertaktgang. De gang is bijna hetzelfde als de gewone galop, alleen tilt het paard ieder been afzonderlijk op. Dat zijn dus vier handelingen.

Weinig voorkomende gangen

De paarden die deze gangen beheersen worden 'gangenpaarden' genoemd. Telgang is een manier van bewegen waarbij de voorwaartse verplaatsing van het voor- en achterbeen aan één lichaamszijde tegelijkertijd wordt afgewikkeld, zoals bijvoorbeeld kamelen ook doen. Onder andere IJslandse en Mongoolse paarden beheersen de telgang. Ren-telgang is een vorm van telgang die onder andere in snelheidsonderdelen op wedstrijden voor IJslandse paarden gereden wordt, waarbij hoge snelheden worden behaald. Pace is gelijk aan de telgang, maar de stappen zijn erg ruim, waarbij de achterbenen ver onder het lichaam worden geplaatst en het hoofd een duidelijke knik maakt. Er is een flat pace en een running pace. Tölt zit tussen de telgang en draf in en is een viertaktgang. Alle hoeven worden met een gelijk interval opgetild en neergezet. Er is geen zweefmoment, de ruiter wordt nauwelijks uit het zadel opgegooid. De gang 'zit' daardoor zeer comfortabel. Onder andere IJslandse paarden, Aegidiënbergers en verschillende Zuid-Amerikaanse paardenrassen beheersen deze of een soortgelijke gang, die per ras onder een andere naam bekend kan staan. Bij westernrijden vraagt men de Jog. Het is een rustige, langzame draf waarbij het paard met zijn hals en hoofd losheid en ontspanning vertoont. Er zijn nog twee paardenrassen die deze gang beheersen: de draver en de Tennessee walking horse.

Slaap

Paarden kunnen zowel staand als liggend slapen. Als aanpassing aan een leven als prooidier in het wild, kennen paarden een vorm van lichte slaap, waarbij ze niet door de benen zakken.[7] Paarden slapen beter in groepen, omdat andere paarden de wacht houden en uitkijken naar roofdieren terwijl sommige dieren slapen. Een paard dat alleen wordt gehouden slaapt doorgaans niet goed omdat zijn instinct erop gericht is constant op de hoede te zijn voor gevaar.[8] Paarden slapen niet in een lange aaneengesloten periode, maar nemen vele korte periodes van rust. De totale hoeveelheid slaap in een dag kan variëren van enkele minuten tot een paar uur, meestal in korte intervallen van ongeveer vijftien minuten.

Paarden moet gaan liggen om in de remslaap te komen. Ze hoeven om de paar dagen slechts een paar uur te liggen om aan de benodigde hoeveelheid remslaap te komen.[8] Wanneer een paard echter nooit kan gaan liggen, krijgt het na een paar dagen last van slaapdeprivatie, en kan het in zeldzame gevallen zelfs instorten.[9]

Evolutie van het paard en rassen



Belgisch trekpaard met wintervacht



Belgisch paard met resten van zijn wintervacht

Vermoedelijk stammen alle paardachtigen af van het "dageraadspaard" (Hyracotherium) een niet meer dan 50 cm hoog zoogdier dat zo'n vijftigmiljoen jaar geleden leefde. Via verschillende stadia, waarbij onder andere het aantal tenen afnam, het gebit zich wijzigde en het dier groter werd, ontwikkelde zich uiteindelijk Equus ferus.

De evolutie van het paard vervolgde zich in Noord-Amerika, van waaruit verschillende soorten paardachtigen in de afgelopen miljoenen jaren naar Eurazië migreerden. Zo'n vijf miljoen jaar geleden ontstond Equus, die voorkwam op de vlaktes van Noord-Amerika en Eurazië.

Het paard is in Amerika kort na het einde van de laatste ijstijd uitgestorven (zie: megafauna en Cloviscultuur). De oorzaak van het uitsterven is niet bekend maar het viel samen met de intrede van de eerste mensen in Amerika. De tamme en verwilderde paarden die thans in Amerika leven, stammen voor een groot deel af van Andalusiërs (en Iberische pony's) die vanaf circa 1500 door de Spanjaarden en de Portugezen werden ingevoerd vanaf het Iberisch Schiereiland, later aangevuld met fokmateriaal van werk- en sportpaarden uit Angelsaksische gebieden.

Door het fokken van paarden door de mens is hun diversificatie in een stroomversnelling geraakt. Voor verschillende doeleinden zijn verschillende rassen gefokt, zoals trekpaarden, tuigpaarden, veelzijdigheidspaarden en sportpaarden. De merries waren rond 1900 meestal opgenomen in regionale stamboeken, maar door het aanvoeren van hengsten van elders kon men toch binnen enkele jaren een heel andere lijn brengen in de fokrichting. Zo ontwikkelden vele warmbloedrassen zich in de loop van de twintigste eeuw van zware tuig- en landbouwpaarden tot moderne sport- en veelzijdigheidspaarden.

De Arabier wordt al meer dan vijfduizend jaar gefokt en stamt af van paarden uit Noord-Afrika en het Nabij Oosten. De Lipizzaner wordt in de Spaanse Rijschool in Wenen gebruikt. Een gesloten stamboek dat geen vreemd bloed toestaat is bijvoorbeeld de Haflinger. Hier heeft de regionale afscherming en de strikte beperking van nieuw bloed geleid tot een zeer uitgesproken rastype.

Een oud Nederlands ras is het Friese paard, dat sterk behaard en zwart of heel donkerbruin is. Kenmerken zijn onder andere de lange beenbeharing (behang) en lange manen. Dit ras wordt gecategoriseerd als een barokpaard.

Een ander Nederlands ras is het Groninger paard, dat grotendeels afstamt van de Alt-Oldenburger en Oost-Friese paardenrassen. Dit type paard was in de jaren zestig nog in gebruik in de landbouw, maar werd daarna verdrongen door de tractor. Uiteindelijk was er nog maar één hengst over, die van de paardenslager werd weggekocht. Nu is het Groninger paard een zeldzaam huisdierras, evenals de Gelderlander.

Het Gelders paard is een authentiek Nederlands paardenras met zeer goede gezondheid en karakter. Door veredeling met onder andere Engelse volbloeds ontstond uit dit ras het KWPN-paard, een Nederlands warmbloedras dat in de topsport uitstekende prestaties levert.

Tot de Belgische rassen hoort het Belgisch trekpaard, een groot trekpaard dat geschikt is voor zware arbeid. Dit koudbloedpaard werd vroeger door bijna elke Belgische boer gebruikt op het veld. Op de foto's ziet men paarden met gecoupeerde staarten. Dit zogenaamde 'blokstaarten' is zowel in Nederland als in België sinds 2001 verboden.

Moderne Belgische paarden zijn de Belgische Warmbloeden die worden gebruikt in de paardensport, vooral het springen. Deze paarden worden in het Belgisch Warmbloed Paardenstamboek opgenomen en kunnen van allerlei rassen afstammen. Voornaamste criteria om opgenomen te worden in dit BWP-stamboek zijn de bouw (het 'exterieur'), het karakter en de sportmogelijkheden van het paard. In dit stamboek zijn enkele bekende hengsten terug te vinden: Lugano van La Roche, Flügel van La Roche (eigendom van familie Deuss - Ophoven) en Codex (eigendom Jean Motmans - Wellen). Deze hengsten hebben veel succesvolle paarden voortgebracht. Zo behaalde de Belg François Mathy met "Gay Luron", een zoon van Flügel, en gekweekt in Meeuwen-Gruitrode, op de Olympische Spelen van Montreal in 1976 een bronzen medaille, zowel in de jumping per ploeg als in de individuele jumping.

Duitse warmbloedrassen die uitstekend presteren op de hoogste regionen van de wedtrijdsport zijn bijvoorbeeld de Hannoveraan, de Holsteiner, de Oldenburger, de Trakehner en de Westfaal. Sommige van deze paarden behoren tot open stamboeken, dat wil zeggen: zij selecteren de toegestane hengsten uitsluitend op hun sportieve prestaties zonder verder op hun afstamming of kleur te letten.

Wilde paarden



Przewalski's in de Kölner Zoo

De Russische officier, natuuronderzoeker en ontdekkingsreiziger Przewalski ontdekte in 1881 het naar hem vernoemde paard. Het wilde przewalskipaard is een bedreigde diersoort die niet getemd kan worden maar sinds circa 1960 alleen in dierentuinen leefde. In 1990 werd het weer uitgezet in zijn oorspronkelijke leefgebied Mongolië. Het is een sober paard met een fors, soms ezelachtig hoofd en opstaande manen.

De tarpan, een Europees soort wild paard is uitgestorven.

Verwilderde paarden stammen af van gedomesticeerde voorouders. Voorbeelden zijn de mustangs in de Amerikaanse staat Wyoming en de brumby's in Australië. In Europa komen (ver)wilde(rde) pony's voor in de Franse Camargue en in het Engelse New Forest. In de Hortobágy Puszta en op de Bugac Puszta, het Nationaal Park Kiskunság in Hongarije, treft men nog kuddes 'wilde paarden' aan. In Portugal herontdekte men in 1920 de Sorraia, die veel weg heeft van de paarden in oeroude rotstekeningen in het Middellandse Zeegebied. In Duitsland bevindt zich nabij Dülmen een natuurreservaat waar een kudde verwilderde pony's leeft (Dülmener). In Nederland worden hier en daar konik-paarden ingezet voor de begrazing van natuurgebieden.

Gebruik door de mens



Een dubbelspan trekpaarden gebruikt in de bosbouw in het Zevengebergte

Het paard is door de eeuwen heen voor de mens voor allerlei doeleinden zeer waardevol gebleken. Tienduizenden jaren geleden was het paard voor de mens een belangrijke voedselbron. Er bestaan nog rotstekeningen uit die tijd waarin paarden worden afgebeeld. Vermoedelijk kreeg de mens pas in de Jongere Steentijd, die rond 6000 v.Chr. begon, de middelen om grotere dieren te domesticeren.

Er wordt wel gedacht dat de Mongolen, die al eerder het rendier hadden onderworpen, er voor het eerst in slaagden het paard te domesticeren. Chinees aardewerk uit circa 3500 v.Chr. zou deze theorie ondersteunen. Het vermoeden bestaat dat dit ook voor het paard zelf voordelen had, aangezien na de laatste ijstijd de grote open vlakten in voor paarden ongeschikte dichte bossen veranderden.

Een andere theorie gaat ervan uit dat de domesticatie van het paard voor het eerst heeft plaatsgevonden in de Zuid-Russische steppe, door mensen van de Sredny Stog-cultuur (omstreeks 4000 v.Chr.). Er bestaan goede redenen om aan te nemen dat de Sredny-Stogmensen voorouders waren van de oer-Indo-Europeanen. De datering van de vondsten is echter onzeker.

Een andere kandidaat is de Botai-cultuur (ca. 3.700 tot 3.100 v.Chr.) in het noorden van het huidige Kazachstan, waar vele resten wijzen op een vroege domesticatie. Een rechtstreeks bewijs voor domesticatie leveren restanten van koemis (gefermenteerde paardenmelk) op potscherven van ongeveer 3.600 v.Chr.[10][11][12][13] In Mesopotamië zijn lange tijd de ezel en de onager, of kruisingen daartussen als last- en trekdieren gebruikt. De eerste aanwijzingen voor het gebruik van paarden komen van de tijd van Shu-Sin in de late 21e eeuw v.Chr.[14]

In het wild lopen paarden op onbeslagen hoeven. In het verleden werden hoefijzers als noodzakelijk beschouwd wanneer paarden zware lasten moeten dragen en wanneer zij veel over verharde wegen moeten lopen. Tegenwoordig menen sommigen dat hoefijzers onnodig zijn, en zelfs schadelijk kunnen zijn voor de paardenhoef. Daarvoor bestaan tegenwoordig verschillende methoden, waarover de meningen verdeeld zijn.

In Nederland werden in 2010 ruim 140.000 paarden en pony's gehouden.[15]

Militair gebruik

Het gebruik van het paard voor militaire doeleinden gaat terug tot ongeveer 5000 v.Chr., toen Mongoolse boogschutters op pony's begonnen te rijden. De uitvinding van de stijgbeugel was een belangrijke innovatie in de ontwikkeling van de tuigage die bestond uit een zadel en een hoofdstel. Rond 1200 v.Chr. begon het idee van een cavalerie ook post te vatten in meer westelijke gebieden zoals Egypte en Perzië. Bewaard gebleven zijn de invloedrijke geschriften van paardenkenner Xenophon, een legerofficier uit de Griekse stadstaat Sparta. Rond de 11e eeuw begon men vooral in het westen ook grotere paarden te gebruiken.

In de 15e eeuw werd het paard door de Spaanse veroveraars weer ingevoerd op het Amerikaanse continent, waar het al veel eerder was uitgestorven, en daar later ook veel door de Indianen gebruikt.

Napoleon weigerde om op een paard te rijden dat niet wit was. Zijn lievelingspaard was Marengo, een witte Arabier. Marengo is maar liefst 38 jaar geworden. Hij heeft vallen, schotwonden … allemaal overleefd en heeft de laatste jaren van zijn leven doorgebracht in gevangenschap van de overwinnaars van Napoleon.

In de huidige ruitersport zijn veel militaire overblijfselen aanwezig. Zo stijgt men meestal links op. De meeste mensen zijn nu eenmaal rechtshandig - en dragen hun zwaard dus links. Wie links een zwaard draagt, kan niet rechts opstijgen, alleen maar links. De beroemde Spaanse rijschool in Wenen was van origine een militaire academie, waar ruiters en paarden werden opgeleid. En luitenant Caprilli, die de verlichte zit 'uitvond', was op zoek naar een betere manier om in het terrein te kunnen vechten.

In de Tweede Wereldoorlog zetten de Russen nog cavalerie in tegen de Duitsers. Ook in het Duitse leger werden nog paarden gebruikt, voor transport. Tegenwoordig heeft het paard militair gezien vooral een ceremoniële functie. Wel is het paard nog in gebruik bij de bereden politie.

In de Trojaanse oorlog werd het houten Paard van Troje gebruikt om een leger onzichtbaar de stad Troje binnen te smokkelen.

Gebruik in vredestijd



Brugge: Paarden en koetsen tijdens een rustpauze (2005)

Voordat landbouwmachines als de tractor hun intrede deden, werden paarden veel gebruikt in de landbouw, hoewel boeren vaak de voorkeur gaven aan ossen, waarvan het onderhoud goedkoper was. Ook sommige molens, rosmolens genoemd, pompen en dergelijke werden met paardentrekkracht aangedreven. Voor zulk zwaar werk werden zelfs speciale rassen, trekpaarden, gefokt. Trekpaarden worden tegenwoordig nog steeds ingezet voor het verslepen van stammen in de bosbouw, omdat paarden de bodem minder beschadigen dan zware machines.

Bij het versturen van urgente berichten en gewone post, en het verplaatsen van personen werd het vervoer vroeger vaak door paarden verzorgd. Voor post bestond de koerier te paard, voor reizigers de door paarden getrokken postkoets of trekschuit. Een voorbeeld van een organisatie die het vervoer met paarden regelde is de Amerikaanse Pony Express.

Eeuwenlang zijn paarden gebruikt als trekdieren in aanspanningen voor sledes, karren en wagens. Ook in Nederland reden omnibussen en paardentrams als voorloper op het huidige openbaar vervoer. Paardrijden is altijd een geliefd tijdverdrijf geweest bij de adellijke klasse. Ook het rijden met deftige tuigpaarden en chique parkwagens behoorde tot de elegante mode. Benno von Achenbach ontwikkelde in 1922 een mensysteem dat nog steeds gebruikt wordt in de mensport. In steden als Amsterdam, Antwerpen, Brugge, Oostende, Rome en Wenen worden koetsen nog steeds (of opnieuw) gebruikt, maar nu om toeristische ritjes door de stad te maken.

Het drijven van vee wordt in afgelegen streken met weinig moderne wegen ook nu nog wel te paard gedaan, in Noord-Amerika door zogeheten cowboys, en in Zuid-Amerika door gaucho's. Ook op de steppen van Siberië en Centraal-Azië wordt het paard nog voor dit doel gebruikt. Paardenvlees was in het verleden populair in Europa omdat het een van de goedkoopste vleessoorten was.

Het paard in de geneeskunde

In het verleden werd het vet van paardenmanen gebruikt bij brandwonden en als reumazalf. Bij verkoudheid werd paardenmest gekookt en opgedronken. Wie last had van zweren droeg eelt van een paard als amulet. Slangengif kan in lage doses aan paarden worden toegediend. Deze ontwikkelen antistoffen tegen het gif en zo kan hun serum worden gebruikt als tegengif bij de mens.

Patiënten met aplastische anemie kunnen worden behandeld met antithymocytenglobuline (ATG). ATG kan geïsoleerd zijn uit paarden- of konijnenserum.

Paarden worden sinds enkele jaren in Europa ook gebruikt voor de productie van paardenmelk. Deze melk wordt geproduceerd op een paardenmelkerij. Aan paardenmelk worden verschillende positieve eigenschappen toegeschreven. Het product wordt bijvoorbeeld gebruikt door patiënten als middel bij huidaandoeningen zoals atopisch eczeem en psoriasis. Mensen met een koemelkallergie, kunnen vaak wel paardenmelk verdragen. In Mongolië en omliggende landen heeft het drinken van paardenmelk en paardenmelkproducten zoals koemis een lange traditie.

Hippotherapie is een vorm van paardrijden als therapie die wordt aangeboden door maneges die zijn aangesloten bij de Federatie Paardrijden Gehandicapten (FPG).

Sporten

Nuvola single chevron right.svg Zie voor een lijst van paardensporten het artikel: paardensport

Sporten waarin paarden gebruikt worden zijn onder meer Buzkashi: Een traditionele ruitersport in Afganistan, waar men strijdt om het bezit van een karkas van een geit. Carrousel: Een carrouselgroep bestaat uit 12 of 16 ruiters die samen verbluffende figuren uitvoeren, door op allerlei manieren door elkaar heen te gaan Dressuur: Paarden moeten allerlei gymnastische oefeningen laten zien, waaruit de harmonie tussen ruiter en paard blijkt. Hierbij lijkt het alsof alles vanzelf gebeurt, de bewegingen zijn vlot en soepel. Maar in het echt moet de ruiter enorm veel moeite doen om het paard de juiste bewegingen te laten doen. Benen moeten juist liggen, houding correct, handen in de juiste positie en de zit moet mee bewegen. Endurance: Lange afstandsritten Eventing: Meerdaagse proef ontstaan uit het leger, daarom vroeger "military" genoemd. Ook wel Cross-Country genoemd. Gangenwedstrijden: Gangenpaarden (paarden die meer gangen hebben dan de drie basisgangen, stap draf en galop) worden soms op gangenwedstrijden uitgebracht. Ze moeten hier hun drie basisgangen en de andere gangen (tölt, telgang, walk) zo mooi mogelijk lopen. Voor elk ras bestaan eigen wedstrijden. Hogeschool dressuur: Gevorderde 'acrobatiek' voor paarden met oefeningen als capriool, levade ('steigeren') en piaffe. Horseball: Een balsport die wordt gespeeld op de rug van paarden Mennen: Recreatief rijden met een koets heet 'mennen'. Er worden regelmatig shows van authentiek gerij gehouden, waarbij het erom gaat geheel 'in stijl' aangekleed een elegante combinatie van paard, tuig, koets, koetsier en inzittenden te presenteren. Mensport: De internationaal beoefende topsport met aangespannen paarden heet 'mensport'. Onderdelen zijn: dressuur, marathonrit met hindernissen en behendigheidswedstrijd. Paardenrennen: Draverijen, vlakkebaanraces en steeplechases. Polo: Teamsport waarbij twee partijen betrokken zijn. De ene ploeg moet proberen een balletje in het doel van de tegenpartij te slaan. Polocrosse: Een combinatie van polo en lacrosse. Het is een balsport met teams van zes personen, waarvan er steeds drie op het veld zijn. De bal moet via een stok met een netje eraan in het doel van de tegenpartij gespeeld worden. Ringsteken: Een sport waarbij het de bedoeling is om te paard met een lans door een opgehangen ring te steken. Springen: Wedstrijd met hindernissen waar de paarden moeten over springen (bijvoorbeeld in een concours hippique). Dit is de een tak in de paardensport die in zekere zin ingaat tegen de natuur van een paard; in de vrije wildbaan zal een paard altijd om een obstakel heen lopen in plaats van er over te springen. Tentpegging: Een ruitersport met een unieke combinatie daarvan vormt de beoefening van de vaardigheden met sabel, lans en revolver in het zadel.In vliegende galop werden met de lans houten tentharingen ('tentpegs') uit de grond gewipt en meegevoerd. TREC: Tradition Randonee Equestaire de Competition; dit het een afgeleide van de test voor het Franse ruiterbewijs in competitievorm. Een wedstrijd bestaat uit drie onderdelen: de POR; een oriëntatierit, de MA; de beheersing van de gangen (men moet 150 meter afleggen in een zo traag mogelijke galop en terug in een zo snel mogelijke stap) en de PTV; een hindernissenparcours opgebouwd uit hindernissen welke men tijdens een trektocht zou kunnen tegenkomen. Een wedstrijd kan één of twee dagen beslaan. Voltige: Turnen te paard; het paard stapt, draaft of galoppeert terwijl mensen atletische oefeningen doen op zijn rug. Iets dergelijks wordt als onderdeel van de show ook gedaan in het circus. Western rijden: Verschillende disciplines zoals; reining, trail, halter, showmanship, pleasure en hunter under saddle.

Paarden worden daarnaast soms gebruikt door jagers, bijvoorbeeld tijdens de vossenjacht in Groot-Brittannië. Ook zijn er hengstenshows, premiekeuringen voor de fokkerij en minder bekende sporten zoals rodeo en gymkhana. Buiten deze sporten rijden veel mensen paard puur voor het plezier op maneges of bijvoorbeeld op ruiterpaden in buitengebieden. Dit laatste wordt recreatief rijden genoemd.

Verzorging

Paardenvoer

Paarden eten vooral gras, kuilgras en hooi maar ook kuilmaïs, voederbieten, melasse een afvalproduct van de suikerindustrie, geplette gerst, zemelen, wortelen, appels enz. Daarnaast zijn er meerdere soorten mengvoer, 'paardenbrokjes', te verkrijgen, maar volgens sommigen bevat dit voer soms te veel zetmeel (suiker) voor paarden.

Een paard in het wild besteedt 60% van de dag aan eten en daarom is het zinvol om het paard onbeperkt van ruwvoer zoals hooi of gras te voorzien. Ook is het nodig om een liksteen speciaal voor paarden in de wei te plaatsen. Krachtvoer is dan onnodig en zelfs ongezond voor het darmstelsel van het paard. Energierijk krachtvoer voor paarden die veel arbeid moeten verrichten bevat vaak haver.

Oude paarden kunnen vaak geen hooi of gras meer eten doordat hun gebit te ver afgesleten is. Hierdoor vermageren ze sterk. Sinds 2005 is er een zogenaamde 'seniorenslobber' voor deze paarden op de markt. De droogvoerkorrels worden aangemaakt met water (drie tot vier liter per kilogram voer), waarna het door het paard opgeslobberd kan worden.

Ziekten en kreupelheid

Een paard kan net als een mens door meerdere oorzaken ziek worden of pijn hebben. Bij pijn aan een been spreken we van kreupelheid. Kreupelheid wordt ook wel met meerdere namen aangeduid: het paard 'gaat niet rad', 'loopt niet vierkant', 'is niet regelmatig' etc. Kreupelheid kan het beste in draf worden geconstateerd. Ten eerste is het relatief makkelijk te horen in draf op harde bodem. Bij pijn aan een voorbeen 'knikt' het paard met hoofd en hals: het dier 'valt' op het gezonde been, in een poging het pijnlijke been zo veel mogelijk te ontlasten. Bij pijn aan een achterbeen houdt het dier het bekken scheef. Van achter is de pijnlijke helft van het bekken het laagste, omdat het dier zo weinig mogelijk op die voet steunt. Het hoort tot de mogelijkheden dat het dier aan twee voorbenen of twee achterbenen tegelijkertijd pijn heeft, dan is het oog van een deskundige hard nodig. Bij bijvoorbeeld hoefbevangenheid kan een dier aan alle vier benen pijn hebben.

OCD

Een vorm van kreupelheid die de laatste jaren relatief veel voor komt wordt OCD genoemd: osteochondritis dissecans (Latijn voor loslatend kraakbeen). OCD kan ontstaan bij een verstoring van de omvorming van kraakbeen naar bot. Op een bepaalde plaats wordt de laag kraakbeen steeds dikker. Door deze verdikking is de voeding vanuit het gewrichtssmeer niet meer goed mogelijk. De 'aanvoerroute' is te lang. Hierdoor neemt de kwaliteit van het kraakbeen in deze te dikke lagen af. Hierdoor ontstaat minder goed kraakbeen: kraakbeen met scheurtjes. Bij bijvoorbeeld overbelasting, een beschadiging e.d laten er daadwerkelijk stukjes kraakbeen of bot los. Men noemt deze losse stukjes wel "gewrichtsmuizen" - die door het gewricht gaan zwerven, ingeklemd raken en nog meer beschadiging geven. Daarnaast is de plek waar de "muis" vandaan komt ruw in plaats van glad. Tevens komen uit de afbraakplek van de "muis" stoffen vrij die de productie van te veel en te dun gewrichtssmeer veroorzaken. Het gewricht dit is aangedaan (vaak de knie en de enkel/ het spronggewricht) wordt dik en de smering wordt minder waardoor er artrose kan ontstaan. Daar waar het kraakbeen verdwenen is kan nu gewrichtssmeer in het onderliggende bot dringen met botoplossing tot gevolg, op de röntgenfoto te zien als cysten in het bot.

Mestproductie

Bedrijfsmatig gehouden paarden vallen in Nederland onder de meststoffenwet (1986) onder de diercategorie graasdieren. Voor alle dieren binnen deze categorie, die buiten grazen, zijn normen vastgesteld voor productie van stikstof en fosfaat in mest. De meeste mest wordt echter afgezet naar de champignonteelt.

Voor paarden zijn deze forfaitaire productienormen afhankelijk van het gewicht:


stikstof

fosfaat

Pony’s van 6 maanden en ouder en een gewicht tot ca. 250 kg 17,4 kg 7,5 kg Pony’s van 6 maanden en ouder en een gewicht van ca. 250 tot ca. 450 kg 29,7 kg 14,2 kg Paarden van 6 maanden en ouder en een gewicht van ca. 250 kg tot ca. 450 kg 36,6 kg 17,5 kg Paarden van 6 maanden en ouder en een gewicht zwaarder dan ca. 450 kg 47,6 kg 22,0 kg

Het paard in kunst en cultuur



Beeld van een paard in de Praagse Lucernapassage

Het paard heeft al vele kunstenaars geïnspireerd, al vanaf de oudheid. Zo zijn er grotschilderingen die afbeeldingen van het paard laten zien. Eerst werden ze afgebeeld met rechte benen en strakke houding. In de 16e eeuw kwamen de ronde vormen en ging men de bewegingen ontdekken. Van Leonardo da Vinci zijn er schetsen van allerlei paarden in de meest gekke posities te vinden in de kelder van zijn atelier. Later zijn ze op de schilderijen terug te vinden. Net als de blauwe paarden van Franz Marc.

Bekende paarden



Man O'War in 1920



Rocinante, detail van het Madrileense monument voor Cervantes



Sleipnir met OdinAmerigo, sinds 1990 de schimmel van Sinterklaas.

Amika, paard uit gelijknamige Vlaamse tv-serie. Argus, Bonfire en Salinero van de Nederlandse amazone Anky van Grunsven. Het Ros Beiaard. Big Ben, nam 3x deel aan de Olympische Spelen en heeft een standbeeld in Canada. Black, de Zwarte Hengst uit de boeken van Walter Farley. Black Beauty, het zwarte paard uit het boek van Anna Sewell, en uit verschillende film- en tv-producties Bonfire, zie Argus Brego, paard van Aragorn in de trilogie In de Ban van de Ring en de afgeleide film The Lord of the Rings, genoemd naar koning Brego. Bucephalus, het paard van Alexander de Grote Darco, beroemd Belgisch springpaard en dekhengst. Hidalgo uit de gelijknamige film uitgebracht in 1976 en de nieuwe film Hidalgo uit 2004. Huaso, dit paard sprong op 5 februari 1949 de hoogste hindernis tot nu toe, 2,47 m. Incitatus, het paard dat door de Romeinse keizer Caligula tot consul werd benoemd. Jago, het paard van Johan, de Rode Ridder, zowel in de boeken als in sommige albums uit de stripreeks. Jasper, tot en met 1989 de schimmel van Sinterklaas; zie ook Amerigo. Jolly Jumper, de schimmel uit de Lucky Luke-strips. Kluger Hans, het paard waarvan beweerd werd dat hij kon rekenen Kos met de Snor uit het Land van Ooit Man O' War, volgens sommigen het beroemdste volbloed renpaard aller tijden, bekend uit het gelijknamige boek. Marengo, het paard van Napoleon Meindert het Paard uit de Fabeltjeskrant. Mister Ed, het sprekende paard uit de gelijknamige televisieserie. Montender, bekend van de Olympische Spelen Phantom, het witte paard van Zorro wanneer hij niet in Los Angeles is. Paard van Troje, een houten paard dat symbool werd voor het naïef bewerkstelligen van de eigen ondergang. Peerd van Ome Loeks, paard afgebeeld in een standbeeld in Groningen. Pegasus, gevleugeld paard uit de Griekse mythologie Phar Lap, een van de grootste racepaarden uit de historie. Pie-O-My, renpaard van Ralph Cifaretto uit de serie The Sopranos. Pilgrim en RimRock uit de film The Horse Whisperer. Ratina Z, beroemd springpaard Red Rum, het enige paard dat The Grand National drie keer won. Rocinante, het paard van Don Quichot uit de roman van Cervantes Salinero, zie Argus Schaduwvacht, in het Engels Shadowfax, uit de trilogie In de Ban van de Ring en de afgeleide film The Lord of the Rings. Seabiscuit, bekend renpaard uit de jaren 30 van de vorige eeuw, vereeuwigd in de gelijknamige film. Slecht-weer-vandaag, de schimmel uit de reeks Dag Sinterklaas. Sleipnir, het achtbenige paard uit de Noordse mythologie. Snuitje, het paard van Henny Huisman. Something, sprong in 1975 het verste tot nu toe: 8.40m. Spirit uit de gelijknamige animatiefilm. Storm Cat, dit is de duurste dekhengst ooit: het kost 500.000 dollar om een merrie door hem te laten dekken. Tornado, het paard van Zorro. Totilas, zeer succesvol dressuurpaard onder Edward Gal, op 13 oktober 2010 voor 10-15 miljoen euro verkocht aan Paul Schockemöhle. Trigger, het paard uit de The Roy Rogers Show van de zingende cowboy-acteur. Dit paard viel voor dood neer, als een schot klonk. Als Roy Rogers daarna floot, stond het paard weer op. Witje, de Knabstrupper van Pippi Langkous. Zingaro, het bekende paard van Bartabas, die zijn paardenshow aan hem wijdde.

Een beroemd Shakespeare-citaat is "A horse! A horse! My kingdom for a horse!" ("Een paard! Een paard! Mijn koninkrijk voor een paard!") uit het stuk Richard III, over Richard III van Engeland.

Zegswijzen met paarden



Mongoolse muzikant met Morin khuur, een strijkinstrument met traditionele paardenkop



De igil



Veerboot met paardenhoofd, foto genomen tijdens Tibetexpeditie in 1938

Er zijn diverse uitdrukkingen die een rechtstreekse vergelijking inhouden met de eigenschappen van een paard, bijvoorbeeld, honger hebben, werken of sterk zijn als een paard. Daarnaast zijn er honderden spreekwoorden en gezegden over paard, menner en ruiter. Een selectie: Aardewerk is geen paardenwerk. - Graven of in de aarde werken is een vermoeiend werk. Anderhalve man en een paardenkop. - Weinig aanwezigen, weinig belangstelling. Beter een blind paard dan een leeg halster. - Beter iets dan niets. Dat is een paard van een daalder. - Een trots persoon. Dat kan Bruin niet trekken. - Dat kan ik niet betalen. Dat paard zal mij niet meer slaan. - Die fout maak ik niet nog eens. De beste paarden staan op stal. - Uitgelegd als: 'De besten mogen niet meedoen' of 'De aantrekkelijkste meisjes vindt men niet in de kroeg, die blijven thuis'. De een mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. - Er is veel onrecht in de wereld. De paarden die de haver verdienen krijgen ze niet. - Een verdienste blijft vaak onbeloond. De teugels in handen hebben. - De baas zijn. De teugels laten vieren. - Een minder streng beleid voeren. De teugels strakker aanhalen. - Een strenger beleid gaan voeren. Denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd. Die met een paard uit gaat is met zijn meester uit. Een blind paard zou er geen schade doen. - Daar is niets van waarde, niets kwetsbaars te vinden. Een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. - Tegenover geschenken moet men niet kritisch zijn. Een goed paard is zo goed als zijn hoeven. - Een schijnbare bijzaak kan bepalend zijn, vergelijkbaar met: een ketting is zo sterk als zijn zwakste schakel. Een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. - In een huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig. Een oud paard van stal halen. - Wat men vroeger al eens heeft laten horen nog eens ten beste geven. Een paardenmiddel. - Een (laatste) hardhandige remedie. Een schurftig paard vreest de roskam. - Als er iets mis is vreest men het onderzoek. Een ziekte komt te paard en gaat te voet. - Genezing kan veel tijd in beslag nemen. Gauw op het paard zitten. - Snel op de teentjes getrapt zijn, gauw verongelijkt zijn. Het beste paard van stal vergeten. - Een verdienstelijk persoon niet opmerken. Het hinkende paard komt achteraan. - Wees niet te snel tevreden, er kan altijd nog slecht nieuws komen. Het hooi moet het paard niet volgen. - Een meisje moet niet achter haar geliefde aan lopen. Het is trekken aan een dood paard. - Het is een onbegonnen zaak. Het paard achter de wagen spannen. - Een probleem totaal verkeerd aanpakken. Het paard moet tot de kribbe komen. - Als je ergens belang bij hebt moet je voor jezelf opkomen. Het Paard van Troje binnenhalen. - Op naïeve wijze de eigen ondergang bewerkstelligen. Het oog van de meester maakt het paard vet. - Een belanghebbend en kundig persoon houdt beter toezicht. Hij is van zijn paard gevallen. - Hij heeft zijn positie verloren. Hij zoekt zijn paard en hij zit er op. - Wordt gezegd van iemand die zoekt en over het hoofd ziet wat (bijna) voor zijn neus staat. Hoog te paard zitten. - Trots, ijdel of arrogant zijn. Iemand de teugels uit handen nemen. - Iemand de leiding afnemen. Iemand de vrije teugel laten. - Iemand zijn eigen gang laten gaan. Iemand een hengst verkopen. - Iemand een harde klap geven. Iemand te paard helpen. - Iemand helpen een eerste begin te maken. Je hebt luxe paarden en werkpaarden. - In afgunst, vaak schertsend, gezegd van mensen die in plezierige omstandigheden verkeren. Je moet een paard niet doodknuppelen voordat je thuis bent. - Niets voorbarigs doen, vergelijk: geen oude schoenen weggooien voor je nieuwe hebt. Jong te paard, oud te voet. Man en paard noemen. - Niets verzwijgen. Men kan geen paard al lopende beslaan. - Men moet de tijd nemen voor wat nodig is. Men moet de ploeg niet voor de paarden spannen. - Zie: Het paard achter de wagen spannen. Men moet een paard de rug niet stuk rijden. - Men moet grenzen in acht nemen, en soms ijverige helpers tegen zichzelf beschermen. Met de paarden van Sint Franciscus. Ook het beste paard struikelt wel eens. - Ook de deugzaamste en bekwaamste faalt wel eens. Op het apostelpaard rijden. - Te voet gaan. Op het verkeerde paard wedden. - Een verkeerde inschatting maken. Op zijn stokpaardje zitten. - Over zijn lievelingsthema spreken. Oude paarden jaagt men aan de dijk. - Verdiensten worden snel vergeten. Over het paard getild zijn. - Te zeer geprezen zijn zodat men verwaand is geworden. Paarden vallen ook, al hebben zij vier benen. - Iedereen maakt wel eens een fout of kan pech hebben. Vast in het zadel zitten. - Gezegd van een leider die niet voor zijn positie hoeft te vrezen. Voor mensen met paarden is het een hemel op aarde. Maar komen zij te sterven, dan valt er niets te erven. Waar het paard aangebonden is moet het vreten.

Zie ook Nederlandse spreekwoorden waar "paard" in voorkomt Uitdrukkingen en gezegden waar "paard" in voorkomt

Zie ook



Graf voor de acht verdronken paarden van de Amelandse reddingsdienstPaardenjargon

Lijst van paardenrassen Ziektes bij paarden Paardentuig Bit (paard) Bosal Paardenvlees Reddingsactie paarden van Marrum Verpaarding Paard (astrologie); een van de tekens in de Chinese dierenriem. Paard (schaken); een figuur in het schaakspel. Paard (turntoestel)

Externe links

Atomic hepetitis

The theory of Democritus and Leucippus held that everything is composed of "atoms", which are physically, but not geometrically, indivisible; that between atoms, there lies empty space; that atoms are indestructible; have always been, and always will be, in motion; that there are an infinite number of atoms, and kinds of atoms, which differ in shape, and size. Of the mass of atoms, Democritus said "The more any indivisible exceeds, the heavier it is." But his exact position on weight of atoms is disputed.[3]

Leucippus is widely credited with being the first to develop the theory of atomism, although Isaac Newton preferred to credit the obscure Mochus the Phoenician (whom he believed to be the biblical Moses) as the inventor of the idea on the authority of Posidonius and Strabo.[28] The Stanford Encyclopedia of Philosophy notes, "This theologically motivated view does not seem to claim much historical evidence, however."[29]

Democritus, along with Leucippus and Epicurus, proposed the earliest views on the shapes and connectivity of atoms. They reasoned that the solidness of the material corresponded to the shape of the atoms involved. Thus, iron atoms are solid and strong with hooks that lock them into a solid; water atoms are smooth and slippery; salt atoms, because of their taste, are sharp and pointed; and air atoms are light and whirling, pervading all other materials.[30] Using analogies from our sense experiences, he gave a picture or an image of an atom that distinguished them from each other by their shape, their size, and the arrangement of their parts. Moreover, connections were explained by material links in which single atoms were supplied with attachments: some with hooks and eyes others with balls and sockets.[31] The Democritean atom is an inert solid (merely excluding other bodies from its volume) that interacts with other atoms mechanically. In contrast, modern, quantum-mechanical atoms interact via electric and magnetic force fields and are far from inert.

The theory of the atomists appears to be more nearly aligned with that of modern science than any other theory of antiquity. However, the similarity with modern concepts of science can be confusing when trying to understand where the hypothesis came from. It is obvious that classical atomists would never have had a solid empirical basis for our modern concepts of atoms and molecules. Bertrand Russell states that they just hit on a lucky hypothesis, only recently confirmed by evidence.[32] However, Lucretius, describing atomism in his De rerum natura, gives very clear and compelling empirical arguments for the original atomist theory. He observes that any material is subject to irreversible decay. Through time, even hard rocks are slowly worn down by drops of water. Things have the tendency to get mixed up: mix water with soil and you get mud, that will usually not un-mix by itself. Wood decays. However, we see in nature and technology that there are mechanisms to recreate 'pure' materials like water, air, and metals.[citation needed] The seed of an oak will grow out into an oak tree, made of similar wood as historical oak trees, the wood of which has already decayed. The conclusion is that many properties of materials must derive from something inside, that will itself never decay, something that stores for eternity the same inherent, indivisible properties. The basic question is: why has everything in the world not yet decayed, and how can exactly the same materials, plants, animals be recreated again and again? One obvious solution to explain how indivisible properties can be conveyed in a way not easily visible to human senses, is to hypothesize the existence of 'atoms'. These classical 'atoms' are nearer to our modern concept of 'molecule' than to the atoms of modern science. The other big point of classical atomism is that there must be a lot of open space between these 'atoms': the void. Lucretius gives reasonable arguments[citation needed] that the void is absolutely necessary to explain how gasses and liquids can change shape, flow, while metals can be molded, without changing the basic material properties.

Void hepetitis

The atomistic void hypothesis was a response to the paradoxes of Parmenides and Zeno, the founders of metaphysical logic, who put forth difficult to answer arguments in favor of the idea that there can be no movement. They held that any movement would require a void—which is nothing—but a nothing cannot exist. The Parmenidean position was "You say there 'is' a void; therefore the void is not nothing; therefore there is not the void." The position of Parmenides appeared validated by the observation that where there seems to be nothing there is air, and indeed even where there is not matter there is something, for instance light waves.

The atomists agreed that motion required a void, but simply ignored the argument of Parmenides on the grounds that motion was an observable fact. Therefore, they asserted, there must be a void. This idea survived in a refined version as Newton's theory of absolute space, which met the logical requirements of attributing reality to not-being. Einstein's theory of relativity provided a new answer to Parmenides and Zeno, with the insight that space by itself is relative and cannot be separated from time as part of a generally curved space-time manifold. Consequently, Newton's refinement is now considered superfluous.[33]

PANDABEREN

Democritus by Luca Giordano (c. 1600).

The knowledge of truth, according to Democritus, is difficult, since the perception through the senses is subjective. As from the same senses derive different impressions for each individual, then through the sense-impressions we cannot judge the truth. We can only interpret the sense data through the intellect and grasp the truth, because the truth is at the bottom.

“And again, many of the other animals receive impressions contrary to ours; and even to the senses of each individual, things do not always seem the same. Which then, of these impressions are true and which are false is not obvious; for the one set is no more true than the other, but both are alike. And this is why Democritus, at any rate, says that either there is no truth or to us at least it is not evident.”[34]
“Democritus says: By convention hot, by convention cold, but in reality atoms and void, and also in reality we know nothing, since the truth is at bottom.”[35]

There are two kinds of knowing, the one he calls “legitimate” (γνησίη, gnesie, "genuine") and the other “bastard” (σκοτίη, skotie, "secret"). The “bastard” knowledge is concerned with the perception through the senses, therefore it is insufficient and subjective. The reason is that the sense-perception is due to the effluences of the atoms from the objects to the senses. When these different shapes of atoms come to us, they stimulate our senses according to their shape, and our sense-impressions arise from those stimulations.[36]

The second sort of knowledge, the “legitimate” one, can be achieved through the intellect, in other words, all the sense-data from the “bastard” must be elaborated through reasoning. In this way one can get away from the false perception of the “bastard” knowledge and grasp the truth through the inductive reasoning. After taking into account the sense-impressions, one can examine the causes of the appearances, draw conclusions about the laws that govern the appearances, and discover the causality (αἰτιολογία, aetiologia) by which they are related. This is the procedure of thought from the parts to the whole or else from the apparent to non-apparent (inductive reasoning). This is one example of why Democritus is considered to be an early scientific thinker. The process is reminiscent of that by which science gathers its conclusions.

“But in the Canons Democritus says there are two kinds of knowing, one through the senses and the other through the intellect. Of these he calls the one through the intellect ‘legitimate’ attesting its trustworthiness for the judgement of truth, and through the senses he names ‘bastard’ denying its inerrancy in the discrimination of what is true. To quote his actual words: Of knowledge there are two forms, one legitimate, one bastard. To the bastard belong all this group: sight, hearing, smell, taste, touch. The other is legitimate and separate from that. Then, preferring the legitimate to the bastard, he continues: When the bastard can no longer see any smaller, or hear, or smell, or taste, or perceive by touch, but finer matters have to be examined, then comes the legitimate, since it has a finer organ of perception.”[37]
“In the Confirmations ... he says: But we in actuality grasp nothing for certain, but what shifts in accordance with the condition of the body and of the things (atoms) which enter it and press upon it.”[38]
“Democritus used to say that 'he prefers to discover a causality rather than become a king of Persia'.”[39]

Ethics and politics

Crying Heraclitus and laughing Democritus, from a 1477 Italian fresco, Pinacoteca di Brera, Milan.

The ethics and politics of Democritus come to us mostly in the form of maxims. As such, the Stanford Encyclopedia of Philosophy has gone as far to say that: "despite the large number of ethical sayings, it is difficult to construct a coherent account of Democritus' ethical views" and noting that there is a "difficulty of deciding which fragments are genuinely Democritean".[40]

He says that "Equality is everywhere noble," but he is not encompassing enough to include women or slaves in this sentiment. Poverty in a democracy is better than prosperity under tyrants, for the same reason one is to prefer liberty over slavery. Those in power should "take it upon themselves to lend to the poor and to aid them and to favor them, then is there pity and no isolation but companionship and mutual defense and concord among the citizens and other good things too many to catalogue." Money when used with sense leads to generosity and charity, while money used in folly leads to a common expense for the whole society— excessive hoarding of money for one's children is avarice. While making money is not useless, he says, doing so as a result of wrongdoing is the "worst of all things." He is on the whole ambivalent towards wealth, and values it much less than self-sufficiency. He disliked violence but was not a pacifist: he urged cities to be prepared for war, and believed that a society had the right to execute a criminal or enemy so long as this did not violate some law, treaty, or oath.[4]

Goodness, he believed, came more from practice and discipline than from innate human nature. He believed that one should distance oneself from the wicked, stating that such association increases disposition to vice. Anger, while difficult to control, must be mastered in order for one to be rational. Those who take pleasure from the disasters of their neighbors fail to understand that their fortunes are tied to the society in which they live, and they rob themselves of any joy of their own. Democritus believed that happiness was a property of the soul. He advocated a life of contentment with as little grief as possible, which he said could not be achieved through either idleness or preoccupation with worldly pleasures. Contentment would be gained, he said, through moderation and a measured life; to be content one must set their judgment on the possible and be satisfied with what one has—giving little thought to envy or admiration. Democritus approved of extravagance on occasion, as he held that feasts and celebrations were necessary for joy and relaxation. He considers education to be the noblest of pursuits, but cautioned that learning without sense leads to error.[4]

Mathematics

Right circular and oblique circular cones

Democritus was also a pioneer of mathematics and geometry in particular. We only know this through citations of his works (titled On Numbers, On Geometrics, On Tangencies, On Mapping, and On Irrationals) in other writings, since most of Democritus' body of work did not survive the Middle Ages. Democritus was among the first to observe that a cone or pyramid has one-third the volume of a cylinder or prism respectively with the same base and height.

Anthropology, biology, and cosmology

His work on nature is known through citations of his books on the subjects, On the Nature of Man, On Flesh (two books), On Mind, On the Senses, On Flavors, On Colors, Causes concerned with Seeds and Plants and Fruits, and Causes concerned with Animals (three books).[4] He spent much of his life experimenting with and examining plants and minerals, and wrote at length on many scientific topics.[41] Democritus thought that the first humans lived an anarchic and animal sort of life, going out to forage individually and living off the most palatable herbs and the fruit which grew wild on the trees. They were driven together into societies for fear of wild animals, he said. He believed that these early people had no language, but that they gradually began to articulate their expressions, establishing symbols for every sort of object, and in this manner came to understand each other. He says that the earliest men lived laboriously, having none of the utilities of life; clothing, houses, fire, domestication, and farming were unknown to them. Democritus presents the early period of mankind as one of learning by trial and error, and says that each step slowly led to more discoveries; they took refuge in the caves in winter, stored fruits that could be preserved, and through reason and keenness of mind came to build upon each new idea.[4][42]

Democritus held that the Earth was round, and stated that originally the universe was composed of nothing but tiny atoms churning in chaos, until they collided together to form larger units—including the earth and everything on it.[4] He surmised that there are many worlds, some growing, some decaying; some with no sun or moon, some with several. He held that every world has a beginning and an end, and that a world could be destroyed by collision with another world. To epitomize Democritus's cosmology, Russell calls on Shelley: "Worlds on worlds are rolling ever / From creation to decay, / Like the bubbles on a river / Sparkling, bursting, borne away."[43]

Works

Template:Works by Democritus

Eponymous institutions

Numismatics

Democritus was depicted on the following contemporary coins/banknotes:

See also

Notes

  1. ^ i.e. atoms and void as the fundamental constituents of the world (DK B125: "ἐτεῇ δὲ ἄτομα καὶ κενόν").

Footnotes

  1. ^ DK 68 B118.
  2. ^ DK 59 A80.
  3. ^ a b Russell, pp. 64–65.
  4. ^ a b c d e f Barnes (1987).
  5. ^ Stephen Toulmin and June Goodfield, The Architecture of Matter (Chicago: University of Chicago Press, 1962), 56.
  6. ^ Diogenes Laërtius, Lives and Opinions of Eminent Philosophers, Book IX, Chapter 7 (40): "Aristoxenus in his Historical Notes affirms that Plato wished to burn all the writings of Democritus that he could collect".
  7. ^ Pamela Gossin, Encyclopedia of Literature and Science, 2002.
  8. ^ Aristotle, de Coel. iii.4, Meteor. ii.7
  9. ^ Diogenes Laërtius, ix. 34, etc.
  10. ^ a b Diogenes Laërtius, ix. 41.
  11. ^ "The latter date [460 BC] is perhaps somewhat preferable, especially given the evident temptation to classify Democritus as older than Socrates on generic grounds, i.e. that Democritus was the last 'scientific' philosopher, Socrates the first 'ethical' one." Cynthia Farrar, 1989, The Origins of Democratic Thinking: The Invention of Politics in Classical Athens, page 195. Cambridge University Press
  12. ^ John Burnet (1955). Greek Philosophy: Thales to Plato, London: Macmillan, p.194.
  13. ^ Cicero, de Finibus, v.19; Strabo, xvi.
  14. ^ Diodorus, i.98.
  15. ^ Clement of Alexandria, Stromata, i.
  16. ^ Aelian, Varia Historia, iv. 20; Diogenes Laërtius, ix. 35.
  17. ^ Tatian, Orat. cont. Graec. 17. "However, this Democritus, whom Tatian identified with the philosopher, was a certain Bolus of Mendes who, under the name of Democritus, wrote a book on sympathies and antipathies" – Owsei Temkin (1991), Hippocrates in a World of Pagans and Christians, p.120. JHU Press.
  18. ^ Diogenes Laërtius, ii.14; Sextus vii.140.
  19. ^ Diogenes Laërtius, ix.42.
  20. ^ Diogenes Laertius 9.36 and Cicero Tusculanae Quaestiones 5.36.104, cited in p. 349 n. 2 of W. K. C. Guthrie (1965), A History of Greek Philosophy, vol. 2, Cambridge.
  21. ^ Aristotle, Metaph. xiii.4; Phys. ii.2, de Partib. Anim. i.1
  22. ^ Cicero, de Finibus v.29; Aulus Gellius, x.17; Diogenes Laërtius, ix.36; Cicero, Tusculanae Quaestiones v.39.
  23. ^ Seneca, de Ira, ii.10; Aelian, Varia Historia, iv.20.
  24. ^ Diodorus, xiv.11.5.
  25. ^ Lucian, Macrobii 18
  26. ^ Hipparchus ap. Diogenes Laërtius, ix.43.
  27. ^ Brewer, E. Cobham (1978 [reprint of 1894 version]). The Dictionary of Phrase and Fable. Edwinstowe, England: Avenel Books. p. 3. ISBN 0-517-25921-4. {{cite book}}: Check date values in: |date= (help); Cite has empty unknown parameter: |coauthors= (help)
  28. ^ Derek Gjertsen (1986), The Newton Handbook, p.468.
  29. ^ Sylvia Berryman (2005). "Ancient Atomism", Stanford Encyclopedia of Philosophy. – Retrieved on 15 July 2009.
  30. ^ Pfeffer, Jeremy, I. (2001). Modern Physics: An Introduction Text. World Scientific Publishing Company. p. 183. ISBN 1-86094-250-4. {{cite book}}: Unknown parameter |coauthors= ignored (|author= suggested) (help)CS1 maint: multiple names: authors list (link)
  31. ^ See testimonia DK 68 A 80, DK 68 A 37 and DK 68 A 43. See also Cassirer, Ernst (1953). An Essay on Man: an Introduction to the Philosophy of Human Culture. Doubleday & Co. p. 214. ASIN B0007EK5MM.
  32. ^ Russell, p.66.
  33. ^ Russell, pp.69–71.
  34. ^ Aristotle, Metaphysics iv.1009 b 7.
  35. ^ Fr. 117, Diogenes Laërtius ix.72.
  36. ^ Fr. 135, Theophrastus 12, De Sensu, 49–83.
  37. ^ Fr. 11, Sextus vii.138.
  38. ^ Fr. 9, Sextus vii.136.
  39. ^ Fr. 118
  40. ^ "Democritus (Stanford Encyclopedia of Philosophy)". Plato.stanford.edu. Retrieved 15 October 2012.
  41. ^ Petronius ch. 88.
  42. ^ Diodorus I.viii.1–7.
  43. ^ Russell, pp.71–72.
  44. ^ Bank of Greece. Drachma Banknotes & Coins: 10 drachmas. – Retrieved on 27 March 2009.
  45. ^ J. Bourjaily. Banknotes featuring Scientists and Mathematicians. – Retrieved on 7 December 2009.

References

  • Bailey, C. (1928). The Greek Atomists and Epicurus. Oxford.
  • Bakalis, Nikolaos (2005). Handbook of Greek Philosophy: From Thales to the Stoics: Analysis and Fragments, Trafford Publishing, ISBN 1-4120-4843-5.
  • Barnes, Jonathan (1982). The Presocratic Philosophers, Routledge Revised Edition.
  • _____ (1987). Early Greek Philosophy, Penguin.
  • Burnet, J. (2003). Early Greek Philosophy, Kessinger Publishing
  • Diodorus Siculus (1st century BC). Bibliotheca historica.
  • Diogenes Laërtius (3rd century AD). Lives and Opinions of Eminent Philosophers.
  • Freeman, Kathleen (2008). Ancilla to the Pre-Socratic Philosophers: A Complete Translation of the Fragments in Diels, Forgotten Books, ISBN 978-1-60680-256-4.
  • Guthrie, W. K. (1979) A History of Greek Philosophy – The Presocratic tradition from Parmenides to Democritus, Cambridge University Press.
  • Kirk, G. S., J. E. Raven and M. Schofield (1983). The Presocratic Philosophers, Cambridge University Press, 2nd edition.
  • Melchert, Norman (2002). The Great Conversation: A Historical Introduction to Philosophy. McGraw Hill. ISBN 0-19-517510-7.
  • P|yle, C. M. (1997). 'Democritus and Heracleitus: An Excursus on the Cover of this Book,' Milan and Lombardy in the Renaissance. Essays in Cultural History. Rome, La Fenice. (Istituto di Filologia Moderna, Università di Parma: Testi e Studi, Nuova Serie: Studi 1.) (Fortuna of the Laughing and Weeping Philosophers topos)
  • Petronius (late 1st century AD). Satyricon. Trans. William Arrowsmith. New York: A Meridian Book, 1987.
  • Russell, Bertrand (1972). A History of Western Philosophy, Simon & Schuster.
  • Sextus Empiricus (c. 200 AD). Adversus Mathematicos.

Further reading

  • Brumbaugh, Robert S. (1964). The Philosophers of Greece. New York: Crowell.
  • Burnet, John (1914). Greek Philosophy: Thales to Plato. London: Macmillan.
  • Sandywell, Barry (1996). Presocratic Reflexivity: The Construction of Philosophical Discourse c. 600 - 450 BC. London: Routledge. ISBN 0-415-10170-0.
  • Vlastos, Gregory (1945/1946). "Ethics and Physics in Democritus". Philosophical Review. 54/55: 578–592, 53–64. {{cite journal}}: Check date values in: |year= (help)

External links

Template:Persondata

Template:Link FA